Kinderen gebruiken voortdurend hun werkgeheugen om informatie kort te onthouden en te bewerken, bijvoorbeeld om instructies te volgen, een tekst te lezen of een rekensom op te lossen. Kinderen verschillen onderling sterk in hun werkgeheugenvaardigheid. Terwijl werkgeheugen meestal wordt gemeten in prikkelarme situaties, vindt het leren juist plaats in de klas, waar meer prikkels zijn. Maakt het uit in welke situatie werkgeheugenvaardigheid gemeten wordt? Of verschilt dit per kind? En wat betekent dat voor hoe leerkrachten het werkgeheugen van kinderen kunnen ondersteunen? In dit artikel bespreken we de resultaten van een onderzoek naar verschillen in werkgeheugenvaardigheid onder prikkelarme omstandigheden en in de klas.
Benieuwd naar de rest van dit artikel?
Deze content is onderdeel van een editie. Maak een keuze: