Van jongs af aan komen kinderen met verschillende verhaalvormen in aanraking. Dat gebeurt bijvoorbeeld via gesprekken waarin een ouder aan een kind uitlegt wat er gaat gebeuren of wanneer het kind wordt gevraagd te vertellen wat het op school heeft gedaan. Ook via films en prentenboeken doen jonge kinderen ervaring op met verhalen. Het begrijpen van al die verschillende verhaalvormen is niet vanzelfsprekend en doet een beroep op cognitieve- en taalvaardigheden. Zo reageert Sophie (3 jaar) op de verhaaltekst ‘Ze schoten overeind als door de bliksem getroffen’ met: ‘Maar er is helemaal geen onweer buiten toch?’ In deze bijdrage gaan we in op het begrijpen van verhalende teksten door peuters en kleuters. We bespreken dat de taal in boeken complexer is dan mondelinge taal, hoe het verhaalbegrip van peuters en kleuters zich ontwikkelt en hoe het voorlezen van (digitale) prentenboeken kan bijdragen aan de ontwikkeling van verhaalbegrip.
Benieuwd naar de rest van dit artikel?
Deze content is onderdeel van een editie. Maak een keuze: