U bent hier:

De uitdagingen van hoogbegaafde adolescenten - 31/4

Achtergrond

De ontwikkeling naar (jong)volwassenheid zit vol onzekerheid. Je bent op zoek naar wie je bent, waar je voor staat en je moet keuzes maken voor de toekomst. Dit is een hele opgave voor een kind. Meer- of hoogbegaafdheid maakt dit proces veelal nog complexer. Hoogbegaafde mensen zijn snelle denkers met een hoge opslagcapaciteit. Ogenschijnlijk tegenstrijdig blijkt in de praktijk vaak dat hun cognitieve talent de schoolprestaties in de weg staat, omdat ze door dit talent nooit hebben geleerd hoe te leren. Er bestaat dus een grote kans dat de leerling ondanks zijn of haar talent gaat onderpresteren. Daarnaast hebben ze vaak een perfectionistische instelling. Dit alles kan op school leiden tot conflicten. Zowel met de omgeving als met zichzelf.

Leervaardigheden

Om te begrijpen hoe het kan dat een hoogbegaafde adolescent gaat onderpresteren, moeten we kijken naar de vroege ontwikkeling. Hoogbegaafdheid wordt onder andere gekenmerkt door een sterke cognitie. Dit is al vanaf de geboorte aanwezig en als je een sterke cognitie hebt leer je voornamelijk door alles te analyseren. Waar een gemiddeld intelligent kind vooral wijzer wordt van veel herhaling, leert een hoogbegaafd kind vooral op inzicht. Dit is sneller en dus zal dit kind ook sneller resultaat boeken. We zien dat deze jonge kinderen gemiddeld sneller gaan lopen en sneller gaan praten en hierbij ook vaak de tussenstadia overslaan. Belangrijk hierbij is om te beseffen dat deze manier van leren niet alleen sneller gaat, maar ook minder tijd en inzet kost. Dit wordt een belangrijke pijler in het wereldbeeld van het kind.

Op de basisschool wordt dit wereldbeeld van het hoogbegaafde kind verder versterkt. Het kind heeft vaak al stappen gezet in lezen en rekenen voordat het op school wordt aangeboden en zal ook hier snel resultaat boeken. De sterke analytische kwaliteiten zorgen ervoor dat het kind zonder al te veel inzet goede cijfers haalt. Anders gezegd: Leren gaat voor dit kind vanzelf.

Voor andere kinderen is leren veel meer een proces van vallen en opstaan. Voor hen gaat het gepaard met frustratie en steeds weer opnieuw proberen. Deze kinderen komen al vroeg op de basisschool in de zone van naaste ontwikkeling. Dit stimuleert de ontwikkeling van praktische vaardigheden. Het kind leert op tijd beginnen, omgaan met frustratie, doorzetten, om hulp vragen, plannen, prioriteren, organiseren en concentreren. Door deze ontwikkeling het kind een bewustzijn van zijn of haar leerproces en leert te reflecteren op het eigen werk en bij te sturen daar waar nodig. Het kind doorloopt de leerstadia van Maslow op volgorde.

Voor hoogbegaafde kinderen is dit proces veel minder vanzelfsprekend. Ze halen wel goede resultaten, maar ontwikkelen minder de nodige vaardigheden zoals hierboven beschreven en zijn zich ook minder bewust van het eigen leerproces. Die goede resultaten ervaren zij dan ook niet als een succeservaring omdat er geen inzet voor nodig is geweest. Zij kunnen de hele basisschool goed doorlopen op hun sterke inzicht alleen. Zij doorlopen niet alle stadia van Maslow, maar slaan de bewust onbekwame fase en de bewust bekwame fase heel vaak over.

Dit levert heel vaak op het voortgezet onderwijs problemen op, maar nog niet direct in de brugklas. Na de initiële schok van de nieuwe wereld waar zij zich in bevinden merken hoogbegaafde kinderen al vrij snel dat hun manier van leren ook op het voortgezet onderwijs meer dan voldoende is om goede resultaten te behalen. Ook nu weer is er geen prikkel om ‘aan de bak’ te gaan. Veel scholen bieden wel studievaardigheden aan in de brugklas, maar omdat de leerlingen goede resultaten boeken is er geen motivatie om hier gericht iets mee te doen. De praktijk leert dat dit in de onderbouw van het voortgezet onderwijs zo blijft, al kunnen er wel al uitdagingen ontstaan met het leren van vakken waar automatiseren voor nodig is. Immers leren de hoogbegaafde leerlingen het liefst op inzicht, wat het memoriseren van woorden, werkwoordvervoegingen en grammaticaregels erg lastig maakt.

Onderpresteren

In de middenbouw en bovenbouw gaat het tempo omhoog. Er wordt een veel groter beroep gedaan op de leervaardigheden en de zelfsturing van de leerlingen. Beide zaken die niet goed tot ontwikkeling zijn gekomen bij de hoogbegaafde adolescent. De cijfers gaan omlaag. Nu is de prikkel er wel om ‘aan de bak te gaan’, maar waar begin je?
Het vermogen om met falen om te gaan is slecht ontwikkeld en de bereidheid tot werken is gering. Immers ging het altijd vanzelf. Zelfs als de adolescent in staat is om de eigen inzet drastisch te verhogen, soms wel met een factor 5 of hoger, is er nog steeds het gebrek aan leervaardigheden dat maakt dat resultaten niet snel omhoog gaan. De kans is groter dat de leerling niet in actie komt, maar probeert de schade te minimaliseren. De profielkeuze zal voornamelijk worden gebaseerd op die vakken die nog wel lukken in plaats van op interessegebied of toekomstplannen. Dit heeft tijdelijk effect, maar is onvoldoende om het tij te keren. De leerling is nu een volwaardig onderpresteerder.

Het is belangrijk om te beseffen dat de adolescent inmiddels ruim tien jaar ervaring heeft met onderwijs en dat het altijd weinig tot geen moeite heeft gekost om goede resultaten te behalen. Het vergt een enorme inspanning om na die tien jaar het zelfbeeld aan te passen en de gedragsverandering door te voeren die nodig is om op school mee te kunnen. Het is dan ook heel begrijpelijk dat leerlingen dit niet op eigen kracht lukt. Toch is dit vaak wel het advies dat de school geeft.

“Je zult harder moeten werken”
“Je kunt het best, als je maar wilt”
“Gewoon even de schouders eronder”

Hoe goed bedoeld ook. School gaat er vaak van uit dat het een kwestie is van niet willen in plaats van het (nog) niet kunnen. Hiermee komt de leerling helaas niet verder en is doubleren of afstromen het gevolg. Laten we ook niet vergeten dat de adolescent vastloopt op school op hetzelfde moment waarop de genoemde thema’s beginnen te spelen die in de introductie zijn genoemd. Wat doet het met je identiteit en zelfbeeld die in ontwikkeling zijn als je tegelijkertijd merkt dat je niet meer meekomt op school en waarschijnlijk afscheid moet nemen van jouw peergroup?

Onderpresteren voorkomen en begeleiden

Wanneer je na tien jaar onderwijs merkt dat wat je altijd hebt gedaan niet meer werkt en je geen idee hebt wat je moet doen, wordt het een hele moeilijke klus om het schip te keren. Het is veel wenselijker om er sneller bij te zijn als school zodat problemen beheersbaar blijven.

Allereerst is er natuurlijk de basisschool. In het bovengenoemd proces is er uitgegaan van een situatie waarin het hoogbegaafde kind geen passend leeraanbod heeft ontvangen. De leerling is niet aangesproken in de zone van naaste ontwikkeling waardoor hij of zij niet heeft leren leren. Dit is in de praktijk gelukkig niet het geval. Alhoewel het nog steeds een uitdaging is voor veel scholen om deze leerlingen structureel te signaleren en passend te begeleiden zien we ook dat deze leerlingen inmiddels veel beter worden gezien in hun ondersteuningsbehoefte. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk leerlingen zijn op het voortgezet onderwijs die worstelen met hun leervaardigheden.

Het is zaak om in de brugklas goed te weten welke leerlingen ander aanbod nodig hebben om tot het ontwikkelen van leervaardigheden te komen. Een goede overdracht vanuit het basisonderwijs is daarbij cruciaal, alsmede een voorziening binnen school. Waardoor leerlingen in hun zone van naaste ontwikkeling worden 'aangesproken'. Dat kan binnen een mentorgroep, of een speciale (plus)klas zijn. Als leerlingen in de brugklas al een prikkel krijgen om hun studievaardigheden te ontwikkelen, zal het vak studievaardigheden ook veel nuttiger zijn voor deze groep. Voor wat betreft het vak studievaardigheden kan het ook heel wenselijk zijn dit ook aan te bieden in de middenbouw. Dit is het moment waarop de aanpak en inzet van de hoogbegaafde jongeren onvoldoende blijkt en zal ook hier de motivatie voor het vak beter zijn.

Als een leerling in de onderbouw prachtige cijfers haalt en in de middenbouw een duidelijke daling laat zien, dan is dit hét moment om in actie te komen. Geef de leerling de gelegenheid om deel te nemen aan huiswerkbegeleiding en ga het gesprek aan over hoeveel tijd en moeite de leerling neemt voor school. Ze hebben vaak geen idee wat een normale inzet voor school inhoudt en klasgenoten geven hier veelal geen eerlijk antwoord op. Wanneer een leerling voor een groot gedeelte op school zijn of haar huiswerk kan maken onder begeleiding, kan er gewerkt worden aan leervaardigheden en leerstrategieën. Leerlingen moeten inzien wat het verband is tussen de inzet die ze tonen en de strategie die ze hanteren en de resultaten die zij behalen. Het doel is de leerling eigenaar te maken van het eigen leerproces (voor het eerst in hun schoolcarrière).

Als een leerling die bovengenoemde daling in cijfers laat zien en het brengt de overgang in gevaar, denk dan altijd eerst aan doubleren en niet aan afstromen. Zelfs als de leerling voor een tweede maal op doubleren staat. De leerling kan het qua capaciteit echt aan, maar heeft de vaardigheden nog niet om dit in goede resultaten te vertalen. Begeleiden op die vaardigheden terwijl de leerling vertraagt binnen school is de beste stap in veel gevallen. Bedenk dat bij afstromen het probleem van de ontbrekende vaardigheden niet ineens verdwenen is. Bovendien blijkt bij bijvoorbeeld afstroom van VWO naar HAVO vaak dat het aanbod nog minder passend is. Er wordt minder op inzicht en analyse bevraagd en meer op parate kennis. Precies dat eerste is de kracht van de hoogbegaafde leerling.

Concreet

Wanneer een hoogbegaafde leerling onderpresteert zijn er een aantal mogelijkheden om hem of haar te begeleiden:

  • Allereerst is er hoogstwaarschijnlijk sprake van onvoldoende ontwikkelde leer- vaardigheden. De leerling is nog wel gemotiveerd, maar heeft simpelweg een niet effectieve aanpak.
  • Werk met de leerling aan het maken van aantekeningen, het maken van een goede planning van het huiswerk en het leren voor toetsen. Door een doelgerichte aanpak aan te leren zal de leerling meer grip en overzicht krijgen van de lesstof. Laat dit niet meteen los als het de leerling lukt, maar blijf dit met de leerling bespreken. De kans is groot dat na een tijdje deze vaardigheden weer verslappen. Leg ook steeds expliciet uit dat er een direct verband is tussen doelgericht leren en betere resultaten.
  • Bespreek met de leerling verschillende strategieën voor het uit het hoofd leren van bijvoorbeeld woordjes. Leren op herhaling is vaak niet goed ontwikkeld bij deze kinderen. Door op zoek te gaan naar een manier van leren die goed werkt voor de leerling zal automatisering verbeteren.
  • Leg hierbij ook uit dat wat werkt voor Engelse woordjes, hoogstwaarschijnlijk ook werkt voor Franse en Duitse woordjes. In de praktijk blijkt vaak dat de leerling dit verband niet uit zichzelf ziet.

Wanneer een leerling al langere tijd aan het onderpresteren is, is het werken aan vaardigheden alleen niet voldoende. Er zijn hiaten ontstaan op bepaalde vakken en beter ontwikkelde vaardigheden zullen dan niet een positief effect hebben op de resultaten. Zoek met de leerling uit per vak wat er van de stof nog goed wordt beheerst en bied remediërende opdrachten aan om de hiaten weg te werken.

  • Zorg ervoor dat tijdens de begeleiding veel complimenten worden gegeven op inzet. Resultaten zullen op termijn wel verbeteren, maar de focus dient in de begeleiding vooral te liggen op het proces.

Onderpresteren is een hardnekkig probleem. Het gaat niet alleen over gebrekkige leervaardigheden. Het gaat over een wereldbeeld en zelfbeeld dat over minimaal tien jaar is gevormd. Dit wereldbeeld en zelfbeeld staat bij de onderpresteerder onder druk. We vragen van de adolescenten niets minder dan een volledige koerswijziging in hun denken, doen en de hoeveelheid tijd en moeite die ze in school moeten steken als ze het diploma willen halen.

Gedragsverandering is moeilijk. Voor iedereen. Het kost veel van ons om duurzaam een andere weg in te slaan en dit vol te houden, zelfs als we tegelijkertijd niet ook door de puberteit heen moeten navigeren. Onderpresterende adolescenten hebben structurele zorg en begeleiding nodig van school. Vaak moet er door weerstand heen worden gebroken. Dat is bij gedragsverandering altijd het geval. Wanneer de leerling echter merkt dat het moeizame proces vruchten afwerpt en dat de cijfers stijgen en de grip op de stof weer toeneemt, dan zal de intrinsieke motivatie stijgen kan de leerling langzaam zelf het roer weer ter hand nemen.

Literatuur

  • Tijl Koenderink: Is het voor een cijfer?
  • Michael D. Whitley: Bright minds, poor grades
  • Peg Dawson & Richard Guare: Executieve functies bij kinderen en adolescenten
  • Maureen kramer-Tinnemeier: Actief executief