In de adolescentie maken jongeren veel veranderingen door die regelmatig gepaard gaan met een toename van conflicten in de ouder-kindrelatie. Hoewel conflicten tussen ouders en kinderen intenser worden tijdens de adolescentie, kunnen deze conflicten een belangrijke context voor ontwikkeling van emotieregulatie vormen en een middel zijn om te onderhandelen over veranderingen in de relatie tussen ouder en kind. Emoties tijdens het conflict spelen hierbij een belangrijke rol. Ouder-adolescentparen die flexibel kunnen schakelen tussen een scala aan positieve en negatieve emoties tijdens deze conflicten, lijken hun relaties beter aan te passen aan de ontwikkelingsbehoeften van adolescenten.
Ontwikkeling in ouder-kind relaties tijdens de adolescentie
De adolescentie is een periode van relatief snelle biologische, cognitieve en neurologische veranderingen, die het psychosociaal functioneren en de relaties van jongeren beïnvloeden. Deze veranderingen zorgen ook voor veranderingen in de ouder-kind relatie (Branje, Mastrotheodoros & Laursen, 2021). Adolescenten krijgen een wederkeriger en gelijkwaardiger beeld van de relatie met hun ouders en willen vaak autonomer en onafhankelijker worden ten opzichte van hun ouders. Tijdens de adolescentie verandert de ouder-kindrelatie over het algemeen dan ook van een verticale relatie, waarin ouders meer kennis en sociale macht hebben dan hun kinderen en veiligheid en warmte moeten bieden, naar een meer horizontale relatie, gekenmerkt door meer gelijke, symmetrische en wederkerige interacties. Ouders worden geleidelijk minder dominant en controlerend over verloop van de adolescentie. Tegelijk rapporteren veel jongeren en ouders een tijdelijke afname van de affectieve kwaliteit van hun onderlinge relatie en een toename van conflicten.
Deze conflicten ontstaan doordat adolescenten kwesties die eerder tot de bevoegdheid van ouders werden beschouwd, gaan beschouwen als persoonlijke beslissingen (Smetana & Rote, 2019). Adolescenten en ouders verschillen echter in hun verwachtingen over wat gepast gedrag is en waar adolescenten zelf over mogen beslissen. Zo zien adolescenten onderwerpen als het opruimen van hun kamer of hoeveel ze op hun telefoon zitten tot hun persoonlijke domein, terwijl ouders vaker vinden dat daar sociale conventies of huisregels over zijn, of juist een andere inschatting van de gevaren of risico’s van bepaald gedrag maken. Ook kunnen ouders en tieners het oneens zijn over de timing van overgangen in autoriteit, autonomie en verantwoordelijkheden: tieners willen vaak eerder autonomie en minder ouderlijke controle dan ouders denken dat verstandig is. Daarnaast komt de wens van jongeren om meer zelf te bepalen in een periode waarin de zelfregulatie nog volop in ontwikkeling is en veel ouders een sterkere balans bij hun tieners tussen autonomie en zelfregulatie willen zien. Het proces van het transformeren van een verticale relatie naar een meer horizontale kan dus gepaard gaan met meer conflicten.
Deze conflicten kunnen gezien worden als onderhandelingen over de autoriteit van ouders en de toenemende behoefte aan autonomie van adolescenten. Ze kunnen adolescenten helpen autonomer te worden en de ouder-adolescent relatie opnieuw af te stemmen richting meer horizontaliteit, wederkerigheid, en gelijkheid in macht en besluitvorming. Zodra de verwachtingen over de relatie op een wederzijds bevredigende manier zijn heronderhandeld en ouders hun controle verminderen, nemen de conflicten meestal af en kunnen ouders en adolescenten de affectiviteit in hun relatie herstellen. Conflicten met ouders spelen dus een belangrijke rol bij deze veranderingen in de kwaliteit van de ouder-kind relatie.
Deze afname in affectiviteit en toename van conflict hoeft niet per sé problematisch te zijn (Branje, 2018). De meeste ouder-kindparen hebben in de adolescentie een positieve relatiekwaliteit en ervaren slechts tijdelijke en relatief kleine conflicten, die beschouwd kunnen worden als een normaal onderdeel van ouder-kindrelaties tijdens de adolescentie, en die passen bij de ontwikkeling van autonomie en individualiteit bij adolescenten. Te veel conflicten vormen echter een risico voor het psychosociale functioneren en het welzijn van adolescenten (en hun ouders). Adolescenten die veel conflicten hebben met hun ouders vertonen meer externaliserende en internaliserende problemen, lagere niveaus van zelfwaardering, meer problemen op school en gebruiken vaker verdovende middelen. Dit kan een tweerichtingsproces weerspiegelen. Conflicten kunnen leiden tot meer psychosociale problemen en die problemen kunnen weer meer conflicten met ouders veroorzaken.
'Adolescenten die veel conflicten hebben met hun ouders vertonen meer externaliserende en internaliserende problemen'
Emotionele variabiliteit tijdens conflictinteracties
Of conflicten met ouders een reden tot zorg zijn of een normaal onderdeel zijn van de ontwikkeling van jongeren en de relatie met hun ouders, hangt niet zozeer af van het aantal conflicten, maar vooral van wat ouders en adolescenten doen tijdens conflictinteracties (Lougheed, 2020). Tijdens conflicten of meningsverschillen worden vaak emoties geuit en conflicten zijn daarmee een geschikte context waarbinnen ouders kinderen kunnen leren hun emoties effectief te reguleren. Ouders kunnen op verschillende manieren bijdragen aan de ontwikkeling van emotieregulatie van kinderen (Morris e.a., 2017). Ten eerste kunnen ouders in interactie met hun kinderen laten zien op wat voor manier zijzelf hun emoties uiten en met hun emoties omgaan. Adolescenten van wie de ouders minder accepterend zijn en hun eigen emoties minder uiten, vertonen bijvoorbeeld meer internaliserende problemen. Ook hangt een hogere emotionele expressiviteit in het gezin samen met minder psychologische problemen, een positiever zelfbeeld en minder gedragsproblemen bij adolescenten. Ten tweede kunnen ouders via opvoedingsvaardigheden kinderen helpen hun emoties effectief te uiten en te verwerken. Een belangrijk aspect van opvoeding is autonomie-ondersteuning, wat wordt gekenmerkt door het erkennen en accepteren van de gedachten en gevoelens van kinderen en het aanmoedigen van hun zelfgeïnitieerde expressies. Omdat het respecteren van de gedachten en gevoelens van adolescenten een egalitaire structuur biedt, is autonomie-ondersteuning cruciaal voor de gezonde emotionele ontwikkeling van adolescenten. Ten derde is de emotionele sfeer in de ouder-kind relatie of het gezin als geheel van invloed op de emotieregulatie van kinderen. Als het gezin het uiten van emoties aanmoedigt en accepteert, hebben adolescenten minder moeite met het reguleren van hun emoties. Met name tijdens conflicten spelen verschillende emoties een rol en kunnen kinderen dus emotieregulatievaardigheden leren door observatie van ouders, op emoties gerichte opvoedpraktijken en de emotionele sfeer in het gezin.
Een belangrijk aspect van conflictinteracties is de mate waarin ouders en adolescenten verschillende emoties tonen en flexibel kunnen schakelen tussen deze emoties tijdens het conflict (Van der Giessen e.a., 2013). Deze flexibiliteit om verschillende emoties te laten zien, oftewel emotionele variabiliteit, stelt ouders en adolescenten in staat om zich flexibel aan te passen aan veranderingen in interactiegedrag. Wanneer ouders en kinderen bijvoorbeeld hun boosheid en irritatie naar elkaar kunnen uiten tijdens een meningsverschil over het gebruik van sociale media, maar ook genegenheid en interesse in elkaars meningen kunnen tonen en kunnen lachen om het conflict wanneer ze praten over leuke activiteiten, helpt dat om negatieve interactiepatronen te doorbreken. Wanneer ouder en kind niet uit een negatieve toestand kunnen komen wanneer ze overschakelen van hun conflict over sociale media naar praten over leuke activiteiten, en vastlopen in boosheid of andere negatieve emoties, getuigt dat van een gebrek aan flexibiliteit. Ook ouders en kinderen die juist alleen positieve emoties naar elkaar uiten tijdens conflicten en bang zijn om boosheid te tonen, kunnen meer moeite hebben om aan te geven wat hen dwarszit en te onderhandelen over een oplossing die voor beide partijen acceptabel is.
Emotionele variabiliteit, met name tijdens de vroege adolescentie, hangt positief samen met de kwaliteit van ouder-kind relaties tijdens de adolescentie. Ouder-kind paren die onderling meer variaties in emoties tijdens conflicten laten zien in de vroege adolescentie, rapporteerden in de loop van de tijd meer ouderlijke ondersteuning voor autonomie en jongeren rapporteerden ook minder conflicten dan jongeren die minder variabiliteit in interacties met ouders hadden.
Emotionele variabiliteit tijdens conflictinteracties in de vroege adolescentie hangt ook samen met veranderingen in de controle van ouders en de openheid van adolescenten.
Jongeren beschouwen informatie over hun leven naarmate ze ouder worden steeds meer als privé, en ouders moeten een relationele context creëren waarin het delen van informatie door adolescenten wordt ondersteund zonder hun toenemende behoefte aan autonomie te bedreigen. Hoewel ouderlijke controle als normatief wordt beschouwd in de vroege adolescentie, moeten ouders naarmate hun kinderen ouder worden, tegemoetkomen aan de toenemende behoefte aan autonomie van adolescenten en hen in staat stellen beslissingen te nemen zonder hen te informeren.
In ouder-kind relaties met meer emotionele flexibiliteit tijdens conflictinteracties in de vroege adolescentie, deelden adolescenten meer informatie over hun vrienden en activiteiten. Bovendien lieten ouders in deze relaties hun controle over hun kind over verloop van de adolescentie meer los. Wanneer ouders en kinderen flexibel hun verschillende emoties kunnen uiten tijdens conflicten, kunnen jongeren een veilige, open en ondersteunende context ervaren om informatie te delen, wat ouders dan weer verder in staat stelt om geleidelijk de controle los te laten.
Wanneer ouders en adolescenten flexibel kunnen schakelen tussen positieve en negatieve emoties tijdens conflictinteracties, creëren zij een veilige context waarin zowel positieve als negatieve gedachten en emoties naar elkaar kunnen worden geuit en worden geaccepteerd en begrepen. Wanneer ouders en kinderen een grotere diversiteit aan zowel negatieve als positieve emoties kunnen uiten tijdens conflicten, zijn ze dus beter in staat om zich aan te passen aan de relationele uitdagingen van de adolescentie en interactiepatronen te herorganiseren richting meer horizontale en gelijkwaardige relaties. Wanneer ouders en kinderen bijvoorbeeld hun boosheid en irritatie naar elkaar kunnen uiten tijdens een meningsverschil, maar ook genegenheid tonen, interesse tonen in elkaars meningen en kunnen lachen om het conflict, kunnen de conflicten hen helpen nieuwe manieren te vinden om met elkaar om te gaan. Ouder-kindrelaties die een beperkter en starder emotioneel repertoire hebben, herorganiseren mogelijk hun interactiepatronen niet, wat resulteert in een lagere kwaliteit van de relatie op latere leeftijd in de adolescentie.
Conclusie
Ouder-kindrelaties met meer emotionele variabiliteit in conflictinteracties veranderen meer richting een egalitaire en wederkerige relatie dan relaties met minder emotionele variabiliteit. Ze creëren een veilige context waarin adolescenten negatief kunnen zijn en tegelijkertijd emotieregulatievaardigheden verwerven en leren om hun emoties effectief te reguleren. Ouder-kindrelaties met meer emotionele starheid lijken moeite te hebben met het uiten, aanpassen en reguleren van emoties tijdens conflictinteracties. Ze ervaren geen ondersteunende en veilige context om uiteenlopende standpunten en tegenstrijdige emoties te bespreken en zijn daardoor minder goed in staat om verschillende emotionele uitdagingen flexibel aan te pakken. Conflictinteracties tussen ouders en adolescenten kunnen dus adaptief zijn voor relationele ontwikkeling wanneer deze interacties worden gekenmerkt door het vermogen om flexibel te schakelen tussen een scala aan emoties.
Emotionele variabiliteit moet wel worden beschouwd in de context waarin deze wordt waargenomen. In verschillende contexten kan emotionele variabiliteit verschillende implicaties hebben voor de ontwikkeling. In conflicten kan het vrij kunnen uiten van emoties helpen om wederzijds begrip te bereiken. In andere contexten, zoals positieve interacties, kan emotionele variabiliteit minder adaptief zijn, vooral wanneer deze onvoorspelbaar is.
Ouders denken vaak dat ze de negatieve emoties van hun adolescenten moeten onderdrukken en hun positieve emoties moeten aanmoedigen, of dat ze hun eigen negatieve emoties tijdens conflicten moeten vermijden. In plaats daarvan lijken adaptieve conflictinteracties tijdens de adolescentie gekenmerkt te worden door een scala aan emoties. Het is dus juist belangrijk dat ouders adolescenten begeleiden bij het uiten, delen en reguleren van een scala aan positieve en negatieve emoties.
Literatuurlijst
- Branje, S. (2018). Development of parent-adolescent relationships: Conflict interactions as a mechanism of change. Child Development Perspectives, 12, 171-176. DOI:10.1111/cdep.12278
- Branje, S., Mastrotheodoros, S., & Laursen, B. (2021). Family relationships during adolescence. In A. L. Vangelisti (Ed.), Handbook of family communication, 3rd ed. (pp. 247-261). Routledge.
- Lougheed, J. P. (2020). Parent–adolescent dyads as temporal interpersonal emotion systems. Journal of Research on Adolescence, 30(1), 26-40.
- Morris, A. S., Criss, M. M., Silk, J. S., & Houltberg, B. J. (2017). The impact of parenting on emotion regulation during childhood and adolescence. Child Development Perspectives, 11(4), 233–238. https://doi.org/10.1111/cdep.12238
- Smetana, J. G., & Rote, W. M. (2019). Adolescent–parent relationships: Progress, processes, and prospects. Annual Review of Developmental Psychology, 1, 41-68.
- Van der Giessen, D., Branje, S.J., Frijns, T. & Meeus, W.H. (2013). Dyadic variability in mother-adolescent interactions - Developmental trajectories and associations with psychosocial functioning. Journal of Youth and Adolescence, 42, 96-108. doi:10.1007/s10964-012-9790-7.