U bent hier:

“Focus in begeleiding ook op mentale gezondheid” - 31/4

Achtergrond

In deze uitgave een interview met hoogleraar Gonneke Stevens. Als hoogleraar Jongerenwelzijn bij Interdisciplinaire Sociale Wetenschap aan de Universiteit Utrecht richt zij zich in haar onderzoek op het brede gebied van jongerenwelzijn, met een nadruk op mentale gezondheid.

Kun je iets meer over je werkzaamheden vertellen?

“Samen met mijn collega’s bestudeer ik wat nu maakt dat sommige groepen jongeren kwetsbaar zijn voor de ontwikkeling van mentale problemen en sommige groepen jongeren juist niet, waarbij ik me onder andere richt op persoonlijkheidskenmerken, sociale relaties, sociaal economische status van het gezin waarin jongeren opgroeien, migratieachtergrond, kenmerken van de school, buurt en van het land waarin jongeren leven. Ook onderzoek ik veranderingen in de (mentale) gezondheid en welzijn in de laatste twee decennia onder jongeren in Nederland en in Europa.

Om dit laatste te kunnen doen, ben ik al twaalf jaar intensief betrokken bij het HBSC-onderzoek (HBSC: Health Behaviour in School-aged Children - HBSC Nederland), sinds 2016 als projectleider. Ook geef ik met veel plezier les, onder andere in het vernieuwde interdisciplinaire masterprogramma ‘Youth Development & Social Change’.

Zijn de welzijnsverschillen tussen vroeger en nu werkelijk zo opvallend?

Ter achtergrond: veranderingen in de gezondheid en het welzijn van jongeren in Nederland in de leeftijd van 11-16 jaar bestuderen wij op basis van het hierbovengenoemde HBSC-onderzoek, waarvoor we elke vier jaar sinds 2001 representatief onderzoek uitvoeren onder jongeren in groep 8 en het voortgezet regulier onderwijs. De laatste meting hiervan was in het najaar van 2021. In het najaar van 2022 hebben we een extra meting verricht (Jong na Corona, uu.nl – zie QR-code), onder andere om zicht te krijgen op de gezondheid en het welzijn van jongeren in 2022.

“Voor sommige indicatoren van gezondheid en welzijn zien we sterke veranderingen tussen 2001 en 2022, voor andere nauwelijks. Wat het meest in het oog springt, is de sterke stijging in mentale problemen tussen 2017 en 2021, met name voor meisjes in groep 8 en in het voortgezet onderwijs. Dit geldt voor alle indicatoren van mentale problemen die we in ons onderzoek hebben uitgevraagd, zowel voor internaliserend probleemgedrag (emotionele problemen, problemen met leeftijdgenoten, psychosomatische klachten) als voor externaliserend probleemgedrag (gedragsproblemen, hyperactiviteit/aandachtsproblemen). Enkele cijfers zijn bijvoorbeeld dat het percentage meisjes in het voortgezet onderwijs dat in 2017 emotionele problemen rapporteerde 29% was, in 2021 steeg dat naar 44% en in 2022 bleek dit 47% te zijn. Er heeft tussen 2001 en 2021 een verdrievoudiging plaatsgevonden in het percentage jongeren dat druk door schoolwerk ervaart. Dit percentage is tussen 2021 en 2022 stabiel gebleven. Ook ervaart bijna de helft van meisjes in het voortgezet onderwijs in 2022 druk door schoolwerk (48%), voor jongens gaat het om 38%. Dit is zorgwekkend, onder andere omdat we weten dat druk door schoolwerk sterk samenhangt met mentale problemen.”

“Weinig veranderingen zijn er in de laatste decennia op het gebied van sociale relaties met ouders, vrienden, klasgenoten en leraren. Veruit de meeste jongeren ervaren deze relaties als heel positief. Wel zagen we dat meisjes in het voortgezet onderwijs in 2021 en 2022 minder positief waren over deze relaties dan in 2017 en daarvoor.”

Is er een verband tussen bovengenoemde resultaten en de rol van sociale media waarneembaar?

“Tussen 2021 en 2022 steeg het intensieve socialemediagebruik aanzienlijk, zowel bij jongens als meisjes in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Jongens op de basisschool gingen van 18% naar 27%, meisjes van 18% naar 29%. In het voortgezet onderwijs steeg dit voor jongens van 30% naar 40% en voor meisjes van 41% naar 53%. Tussen 2017 en 2021 zagen we nauwelijks een toename hierin.

Het percentage jongeren met problematisch socialemediagebruik bleef echter stabiel tussen 2021 en 2022. Problematisch betekent dat het gebruik andere levensgebieden verstoort en er verlies van controle is. In 2022 ervaart een klein percentage jongeren dit, van 4% van de jongens in groep 8 tot 9% van de meisjes in het voortgezet onderwijs. Vooral problematisch socialemediagebruik hangt samen met mentale problemen. Desondanks roept de stijging in intensief gebruik zorgen op, aangezien dit op de lange termijn kan leiden tot problematisch gebruik.”

Zijn er opzienbarende resultaten waarin verschillen met andere landen naar voren komen?

“In 2017 stonden Nederlandse jongeren er gunstig voor. Ze waren tevreden over sociale relaties, zo lag het percentage jongeren dat aangeeft gepest te worden bijvoorbeeld heel laag. Ook het contact met vaders en moeders ervaarden de meeste jongeren als positief. Dat deze positieve sociale inbedding essentieel is voor hun welbevinden, bleek uit het feit dat Nederlandse jongeren weinig psychosomatische klachten hadden en tevreden waren over hun leven. Het problematisch gebruik van sociale media was laag. Minder positief was dat we onder Nederlandse jongeren een stijging in druk door schoolwerk en een daling in schoolwaardering zagen tussen 2013 en 2017, terwijl dit in Europa nauwelijks het geval was. Daarmee verloren Nederlandse jongeren hun toppositie op dit gebied en eindigden in de middenmoot.”

Wat zijn de voornaamste redenen waarom mentale problemen nu meer worden gesignaleerd?

“We denken dat dit voornamelijk moet worden toegeschreven aan de aanzienlijke toename van druk door schoolwerk in de afgelopen jaren en voor meisjes in het voortgezet onderwijs aan de (lichte) afname in positieve relaties met ouders, vrienden, klasgenoten en leraren. Bovendien kunnen factoren zoals de coronacrisis en gevoelens van onveiligheid/ onrust door gebeurtenissen zoals de oorlog in Oekraïne en de klimaatcrisis een rol hebben gespeeld.”

Welke factoren kunnen nog meer bijdragen aan mentale problemen?

“Naast de hierboven genoemde factoren zien we systematische verschillen in mentale problemen naar gezinswelvaart en gezinsstructuur (met name risico’s voor jongeren die opgroeien in gezinnen met een lage welvaart en jongeren die niet met beide ouders opgroeien). In mindere mate zijn er verschillen naar migratieachtergrond en onderwijsniveau (vooral op het gebied van externaliserend probleemgedrag), met relatief hoger risico’s voor jongeren met een migratieachtergrond en jongeren in het vmbo-basis.”

Is er waarneembaar verschil tussen jongens en meisjes?

“Zoals aangegeven zijn er grote verschillen op het gebied van internaliserend probleemgedrag en deze verschillen lijken steeds groter te worden. Ook scoren meisjes hoger op druk door schoolwerk en rapporteren zij vaker problematisch socialemediagebruik. Waar meisjes traditioneel gezien gunstiger scoorden dan jongens (gedragsproblemen, hyperactiviteit/aandachtsproblemen, middelengebruik, relaties met vrienden), zien we dat deze verschillen kleiner zijn geworden of verdwenen zijn in de laatste jaren. In een enkel geval scoren meisjes in 2022 zelfs minder gunstig dan jongens (hyperactiviteit/aandachtsproblemen).”

Wat zijn de vereisten voor het voorkomen van mentale problemen bij meisjes?

“Allereerst is preventie en vroegtijdige identifi catie van problemen belangrijk. Het onderwijs speelt hierin een belangrijke rol, vanwege het intensieve contact dat leraren vaak met hun leerlingen hebben en het feit dat jongeren veel tijd spenderen op school. Belangrijk is om hiervoor structureel middelen beschikbaar te stellen en scholen te helpen bij het bepalen welke activiteiten of interventies zij het beste voor welke groep leerlingen kunnen inzetten. In die zin is het belangrijk dat de overheid recentelijk heeft ingezet op meer onderzoek naar de eff ectiviteit van interventies op het gebied van de mentale gezondheid van de jeugd, zowel in het onderwijs als in de jeugdzorg.”

Daarnaast is actieve inzet van maatschappelijke actoren (opvoeders, de politiek, het onderwijs, het bedrijfsleven en belangenorganisaties) belangrijk om een hoopvolle toekomst dichterbij te brengen voor de jeugd in samenwerking met jongeren.

Tevens is het van groot belang om in te zetten op de vermindering van druk door schoolwerk, omdat dat kan leiden tot mentale problemen. Het is onder andere belangrijk dat scholen en ouders deze druk helpen verlagen en dat er een maatschappelijk discussie plaatsvindt over het toenemende belang van zo goed mogelijk presteren.

Hoe kan de drempel voor meisjes worden verlaagd om hulp te zoeken wanneer dat nodig is?

“Het is essentieel om mentale problemen en de hulp hiervoor te bespreken, eventueel ook in de klassensetting. Het is daarbij wel cruciaal om dit op een juiste manier te doen, zonder dat jongeren zich gestigmatiseerd voelen of het idee krijgen dat zij allemaal mentale problemen hebben.”

Wat is de relevantie van beide onderzoeken (HBSC en Jong na Corona) voor remedial teachers?

“De relevantie is groot. Allereerst omdat mentale gezondheid, druk door schoolwerk en leerprestaties sterk met elkaar samenhangen. Daarom zullen onder andere remedial teachers in hun werk naar verwachting meer en meer te maken krijgen met het thema mentale gezondheid en de druk die leerlingen ervaren rondom hun schoolwerk. Op basis van de toegenomen mentale klachten en druk door schoolwerk kan bovendien verwacht worden dat steeds meer jongeren problemen met leren krijgen. Dit betekent dat het ook voor de leerprestaties van leerlingen steeds belangrijker wordt om in te zetten op de verbetering van de mentale gezondheid.”

Daarnaast wijst ons onderzoek op specifi eke groepen waar meer aandacht voor nodig is. Zo kwam eruit naar voren dat er meer aandacht voor havisten moet komen. Tussen 2021 en 2022 vertoont de havo-groep ongunstige trends in vergelijking met vwo en vmbo. Alleen havo-leerlingen rapporteerden een stijging in problemen met leeftijdsgenoten en een daling in positieve relatie met leraren in deze periode. Opvallend was ook de afname in het percentage havo-leerlingen dat school leuk vindt.

“Ons nationaal-representatieve onderzoek geeft hiermee zicht op het welzijn en de gezondheid van jongeren in het regulier onderwijs en wat daarin veranderd is in de laatste twee decennia. Deze onderzoeken dragen sterk bij aan de kennis over de Nederlandse jeugd en vormen daarmee een belangrijke context voor alle onderwijsprofessionals, waaronder remedial teachers.”