Allerlei handige apps zijn beschikbaar voor scholieren in het voortgezet onderwijs. Het rooster staat erin, de verzuimadministratie kan worden gedaan en leerlingen zijn à la minute op de hoogte van hun cijfer. Direct nadat de leraar het cijfer heeft ingevoerd ‘plingt’ de notification op de telefoon van de leerling. Maar niet alleen van de leerling, ook de telefoon van de ouder staat roodgloeiend. Elk moment van de dag kan de ouder meekijken over de schouders van hun zoon of dochter: hoe staat het ervoor, gaat het de goede kant op?
Over-betrokkenheid
Vrijwel direct nadat de toetsen zijn nagekeken en de cijfers in het systeem zijn gezet weten ouders, al dan niet gewaarschuwd door een notification, dit ook. Soms weten ouders het cijfer van het kind tegelijkertijd of soms eerder dan het kind zelf. Merkwaardig. Het hele idee dat een kind de mogelijkheid krijgt om zelf het cijfer thuis te vertellen, of juist even te wachten met het vertellen, ligt al ver achter ons.
Maar voor scholieren geldt precies hetzelfde. Op totaal willekeurige momenten, namelijk het moment waarop de leraar bedenkt de toetscijfers in het systeem te zetten, worden zij geconfronteerd met het cijfer. En dat is heus niet alleen onder schooltijd. Als ‘Huizinga van wiskunde’ ’s avonds om 23.00 uur bedenkt de cijfers in het systeem te zetten en de toets is onverhoopt niet goed is gemaakt, dan kan het zomaar zo zijn dat klas VMBO 1, Havo 4c of GT 3a met een onvoldoende naar bed gaat: ‘lekker slapen schat’. Deze cijfers maken onderdeel uit van de maalstroom aan beelden die kinderen de hele dag te verstouwen krijgen via social media. Beelden over het ideale lijf, over hoe te presteren, een cijfer voor Nederlands, een groepsbericht in de groepsapp, een snapchat, een roosterwijziging: de hele dag gaan die beelden door en dringen zich op. Onder schooltijd, maar vooral ook voor- en na schooltijd en in het weekend. Daarbij zien we een belangrijke recente ontwikkeling. Waar volwassenen denken dat het cijfer staat voor ‘hoe je het hebt gedaan’ of ‘hoe je hebt geleerd’, staan cijfers en allerlei andere beelden die kinderen dagelijks voorgeschoteld krijgen voor iets heel anders. Namelijk voor de vraag: ‘voldoe ik?’ Voldoe ik aan de norm voor het ideale kind, met het ideale lijf dat op een ideale manier presteert. Dat besef dringt maar moeilijk door bij volwassenen in deze tijd.
Van pedagogische relatie naar controlerelatie
Maar er is nog iets wezenlijks dat verandert. Steeds meer van ons contact wordt digitaal contact, contact waarin het uitwisselen van data de norm is. Even een klein uitstapje naar de supermarkt. We zien daar een snelle opkomst van de zelfscankassa’s. De rol van de kassamedewerker verandert. Er is geen menselijk contact meer nodig om de boodschappen af te rekenen. Of toch wel? Want bij die zelfscankassa’s staat altijd een kassamedewerker nieuwe stijl. Iemand die moet ‘controleren’ en steekproeven uit moet voeren: zijn de klanten eerlijk, is alles afgerekend en voldoen zijn daarmee aan de norm? Het eigenaardige van het digitaliseren van relaties is dat de relatie tussen mensen ontwikkelt naar een ‘controlerelatie’ waarbij we een bepaalde vorm van vrijheid vanuit het oogpunt van ‘gemak’ omwisselen voor onvrijheid en controle. Of het nu gaat om een stappenteller om de pols waarop je kunt controleren of jij je stappen al hebt gehaald, of het gaat om het digitale leeraanbod op school (‘als er twee oogjes in beeld komen dan weet je dat de leraar meekijkt’ verzekerde een scholier mij pas) of dat het gaat om de ouderbetrokkenheidsapp van school: je komt als volwassene hoe dan ook in een controlepositie terecht: ‘hey, ik zie ineens een 4 voor geschiedenis, hoe kan dat nu?’ Daarmee verandert dus het wezen van de pedagogische relatie. De pedagogische relatie die vooral is gericht op het continu verder brengen van de leerling door continu relationeel in te schatten of verwachtingen niet te laag liggen. Ook die pedagogische relatie ontkomt niet aan een ontwikkeling naar een controlerelatie. Cijfers beschikbaar stellen via een app is daarmee te vergelijken met de 10.000 stappen op de stappenteller waarvan je voortdurend het gevoel hebt ‘ik kan er niet aan voldoen’. Bovendien kunnen die cijfers elk moment van de dag komen, ook tijdens vakanties of in het weekend. Daarmee komen ze volledig los te staan van de pedagogische relatie en ook volledig los van de context. Op elk willekeurig moment kun je geconfronteerd worden met je cijfer. Misschien is dit wel één van de drivers achter die gevoelde prestatiedruk die scholieren rapporteren. Het hele idee dat een cijfer iets uitdrukt van wat er tussen leraar en leerling is gebeurd, of juist niet, lijkt steeds meer te verdwijnen. Een cijfer is los verkrijgbaar, elk moment van de dag. Onvoorspelbaar en willekeurig. Een ouder kan zomaar op zaterdagavond zeggen: ‘Hey, wat zie ik nu een 3 voor scheikunde?’
Prestatiedruk
Het ‘prestatiedruk-discours’ is een vreemd discours. Wat is eigenlijk prestatiedruk en zou er op elke school niet sprake moeten zijn van een bepaalde prestatiedruk? Ik vind deze ‘framing’ van problemen vaak te kort door de bocht. Maar dat ontslaat ons niet om wel heel kritisch te kijken naar onnodige druk. Hoe zou jij het als leraar vinden als jouw leidinggevende je om 23.00 uur vlak voordat je gaat slapen nog even toestuurt hoe jij die dag hebt gefunctioneerd: lesgeven een 5. Of dat je op zaterdagmiddag in het café een appje krijgt van je leidinggevende: ‘ik vind het wat vreemd om contextloos een cijfer te versturen, ik doe er dus even een verhaaltje bij.
Ik geef je een 7 voor vergaderen deze week. Als je erover wilt spreken, loop dan even binnen’. Dat is natuurlijk vreemd. Maar is dat niet precies wat we wel bij leerlingen doen? Waarom doen we dat precies?
Wanneer leraren ’s avonds hun toetsen na willen kijken dan moeten ze dat helemaal zelf weten. Het moet technisch toch niet zo moeilijk zijn om ervoor te zorgen dat de cijfers alleen onder schooltijd bekend worden? Of misschien beter, alleen nog tijdens het mentoruur? Of misschien nog beter, alleen maar op een verantwoorde manier in de klas? Zodat een leraar in kan schatten en kan uitleggen hoe hij zelf omgaat met het resultaat van de toets en de lessen die hij daar zelf uittrekt.
Bovendien zouden we dan ook direct aan kinderen de kans kunnen geven om zelf thuis te vertellen welk cijfer ze gehaald hebben. Een beetje speelruimte is niet verkeerd. Een laag cijfer op zichzelf is helemaal niet erg, leerlingen pamperen hoeft zeker niet. Maar geef de leerling de leerkans om zelf met dat lage cijfer om te gaan. Door het thuis zelf te vertellen of juist een moment af te wachten tot het verstandig is om het te vertellen. Bijvoorbeeld op het moment dat er wel iets positiefs te melden is. Wees je ervan bewust dat je met allerlei apps ouders onherroepelijk in een controleursrol stelt. Niet alleen van de scholier, maar ook van de leraar.
Besef heel goed dat cijfers in de huidige tijd vooral worden gezien als een lat om te checken of je als scholier als mens voldoet. Maar bovenal, blijf in deze tijd een beetje pedagoog. De pedagoog die blijft nadenken over dat wat verstandig is om te doen. Wees trots op het eigene van het vak van pedagoog en benut die pedagogische relatie volop. Denk daar maar eens over na!
Tips voor de remedial teacher:
- Heb oog voor het eigene van de pedagogische relatie tussen leraar en leerling en zorg dat deze relatie niet ‘digitaliseert’. Stel de juiste vragen en blijf hier alert op.
- Zie een cijfer altijd als uitkomst van ‘iets’ dat is gebeurd, of niet is gebeurd, tussen leerling en leraar.
- Hoe zit het eigenlijk op de school waar jij werkt? Worden daar cijfers vooral gegeven vanuit, of binnen de pedagogische relatie, of worden leerlingen daar ook buiten schooltijd mee geconfronteerd? Wat vind je daar zelf van? Ga het gesprek hierover aan op school.
Dit artikel is eerder (24 april 2023) in een andere vorm verschenen in De Volkskrant