U bent hier:

PUBER-TIJD!!! - 31/4

Interview

Tegenwoordig zijn boeken over het puberbrein bestsellers en zijn lezingen over dit onderwerp uitverkocht. Is het een hype? Zeker niet! Kennis van de hersenen levert enorm veel essentiële informatie op, zeker voor scholen, ouders én de pubers zelf. Neuropsycholoog Margriet Sitskoorn legt ons uit wat er in de pubertijd met de hersenen gebeurt. Waarom het zo belangrijk is om controle over de eigen aandacht te krijgen. En dat dit tegelijkertijd een uitdaging is, omdat pubers continu worden afgeleid.

Verschil vroeger en nu

Sitskoorn houdt zich al jaren bezig met het puberbrein, waarvan inmiddels bekend is dat het nog volop in ontwikkeling is. En dat niet alleen: wetenschappers weten steeds meer over welke netwerken van de puberhersenen wél en welke netwerken nog niet zijn volgroeid. “Vroeger dacht men nog dat onze hersenen voor het grootste deel gevormd waren door onze genen, maar uit onderzoek blijkt dat onze hersenen continu veranderen door onze omgeving. Door wat we lezen, zien, horen en meemaken,” vertelt Sitskoorn. “Toen ik ging studeren dacht men nog veelal dat het de genen zijn die bepalen wie we zijn. Inmiddels is bekend dat we het vermogen hebben onze hersenen zelf te ontwikkelen en daardoor ons gedrag te ontwikkelen. Modern hersenonderzoek maakt zelfs duidelijk dat hersenen niet vanaf een bepaald moment in de kinderlijke ontwikkeling ‘klaar’ zijn, maar nog lang blijven veranderen. En vooral tijdens de pubertijd maken de hersenen weer een geweldige groeispurt door, met name in de frontale cortex en gelieerde netwerken,” aldus Sitskoorn.

Zijn pubers minder geconcentreerd dan vroeger. Is hun brein veranderd?

“Hersenen veranderen ook omdat de wereld verandert vooral daar waar het gaat om informatievoorziening. Veel prikkels die we ervaren doen een beroep op de evolutionair oudste hersenstructuren in ons brein, zoals het pijn- en genotssysteem. Het op waarde schatten van het enorme aanbod aan informatie vergt hogere denkvaardigheden van de prefrontale hersenschors. Aandacht is daarom van het grootste belang. Deze aandacht bepaalt of je wel of niet gericht leert. En leerkrachten moeten dit weten. Het werkt niet om te zeggen: ‘ik heb je al tien keer gezegd dat je je telefoon niet mee mag nemen’. Beter is het om kinderen structuur te bieden, ze steeds te begeleiden en zelf een rolmodel te zijn. Want ze hebben niet voor niets spiegelneuronen in de hersenen. Wanneer je het goede voorbeeld geeft, spiegelen de hersenen dat gedrag. Je kunt de oude evolutionaire netwerken trouwens goed benutten om de aandacht van leerlingen te trekken en vast te houden. Door bijvoorbeeld aan te sluiten bij hun belevingswereld en rekening te houden met status, groepsprocessen, autonomie en zekerheid.”

Maar hoe ziet dat brein er in de pubertijd nu eigenlijk uit en wat kun je daarover vertellen?

De prefrontale netwerken zijn erg ontvankelijk voor beïnvloeding en verandering tussen pakweg de 10 en 24 jaar, aldus Sitskoorn. “De ontwikkeling van vaardigheden verloopt niet altijd lineair. Vanuit het gegeven dat het brein verandert en vooral constant in ontwikkeling is, is het begrijpelijk dat het functioneren van de frontale cortex in de pubertijd wat onevenwichtig is. Dit verklaart waarom adolescenten het soms moeilijk hebben. Want juist dat breingedeelte is nodig voor planning, kiezen, motivatie, aandacht, het kunnen uitstellen van bevrediging, het onderdrukken van agressie en inhouden van emoties.

Hoe leer je bepaald gedrag af?

“Gewoontes zijn opeenvolgingen van gedachten of gedrag, die worden getriggerd door specifieke stimuli en wat we hebben aangeleerd in de loop van de tijd als gevolg van herhaling. Als herhaling vaak genoeg heeft plaatsgevonden, kan gedrag of een handeling een automatisme worden. Een verandering hierin begint met aanbrengen van inzicht: ‘Ik bén niet zo, maar ik doe zo’. Doordat iemand telkens het ‘foute’ gedrag vertoont op grond van dezelfde pijnen genotsprikkels, zijn er sterke netwerken ontstaan in de hersenen. Als mens zijn we geneigd om dat gedrag te herhalen bij soortgelijke situaties. Die sterke netwerken kun je veranderen door ander gedrag daarvoor in de plaats te stellen. Als je dit andere gedrag steeds in gelijksoortige situaties herhaalt, dan wordt dat een nieuw netwerk in de hersenen.” Dat is natuurlijk wel makkelijker gezegd dan gedaan.

‘Als je dit andere gedrag steeds in gelijksoortige situaties herhaalt, dan wordt dat een nieuw netwerk in de hersenen'

Maar wat is nu goed voor kinderen in deze leeftijd? Wat hebben zij nodig en waar kunnen wij remedial teachers praktisch bij helpen?

“Wat kinderen nodig hebben, kan ik in het kort samenvatten. Ten eerste liefde en ten tweede structuur en consequent gedrag. Er zijn ook concretere tips te geven. Zo hebben de hersenen slaap nodig. We zien dat de executieve functies beter werken na een goede nachtrust. Dit is echt aantoonbaar. Ik heb het wel eens over de sociale jetlag. Daarmee bedoel ik dat we allemaal te lang doorgaan en te weinig slapen. Waardoor je uit de pas gaat lopen met je biologische klok. Slapen is cruciaal om alle informatie van de dag goed te verwerken en te onthouden. Dat geldt voor volwassenen, maar zeker ook voor adolescenten, die elke dag weer nieuwe indrukken opdoen. Hun leven is als een topsporter. Juist dan is voldoende rust belangrijk. En bedenk hierbij dat niet alleen het aantal slaapuren telt, ook is het belangrijk dat de kinderen worden geholpen een goede slaaproutine op te bouwen en op geregelde momenten naar bed te gaan. Dat is een gouden tip!”

Heb je meer tips voor de praktijk?

“Je geeft als leerkracht het liefst richting aan een leerling in een rijke leeromgeving. Met materialen en programma’s die passen bij wat jij een kind wilt leren. Daarnaast zorg je voor voldoende slaap, praat je met een puber, creëer je routines en heel belangrijk zorg je voor echt contact. Je ziet en hoort ze echt en maakt tijd voor ze. De meeste leerkrachten, ouders en verzorgers doen dit al, maar ik heb gemerkt dat het goed is om ze er af en toe aan te herinneren. Op deze leeftijd is het moeilijk om goed de consequenties van bepaald gedrag te overzien; daarvoor zijn de hersenen nog onvoldoende ontwikkeld. Op sommige momenten hebben zij een volwassene nodig die helpt om grenzen te bepalen. Probeer als leerkracht het genotscentrum te prikkelen door leerlingen status te geven. Iedere leerling wil gezien en gehoord worden. Het is heel makkelijk om kinderen dat gevoel van status te geven. Benoem direct dat stukje waar iemand goed in is. Bijvoorbeeld op tijd zijn of behulpzaam zijn. Door dat te benoemen, prikkel je hun genotssysteem en dan willen ze meebewegen.”

Wat zijn belemmerende factoren van buitenaf?

“Kinderen leren door vallen en opstaan. In de jonge levensjaren help je een kind met opstaan wanneer hij of zij valt als het leert lopen en dit blijf je doen. In de pubertijd worden mensen vaak boos of geïrriteerd. Maar het is in deze fase juist van belang dat je blijft herhalen, belonen en stimuleren. Want uit onderzoek blijkt dat we het functioneren kunnen verbeteren door een stimulerende leef- en leeromgeving. De aanleg van de bedrading van het brein, het versterken van verbindingen en ook het afsnoeien van onbenutte verbindingen tussen clusters van neuronen, worden mede veroorzaakt door stimulatie van buitenaf. Door ervaringen, en door iets te doen of juist te laten. Dat is een mooi gegeven. Stop dus niet met het prikkelen van een puberbrein. Blijf nieuwe dingen aanleren, laat nieuwe dingen proberen en help slechte gewoontes doorbreken. Dit zorgt voor de aanleg of versterking van nieuwe verbindingen. Dit proces wordt gestuurd door actie en tijd.”