Als veertienjarige kreeg ik van een lerares een mooi leeg schrift: ‘het kan je goed doen om een dagboek bij te houden’. Wat ben ik die juf nog altijd dankbaar voor haar bekommernis. In het dagboek kon ik alles zeggen en vragen waar ik anders bij niemand mee terecht kon. En ik kladderde pagina’s vol vragen, soms in koeienletters: Wie ben ik? Wat moet ik doen? Wat heeft dit voor zin?
Benieuwd naar de rest van dit artikel?
Deze content is onderdeel van een editie. Maak een keuze: