U bent hier:

Aan talent geen beperking - 32/1

Achtergrond

De reis vervolgt met een boeiend gesprek met Tineke Willekes, een remedial teacher en professional verbonden aan 'COOL Kinderpraktijk' in Zeewolde. Willekes heeft een rijke ervaring in het begeleiden van kinderen met het syndroom van Down in het regulier onderwijs. Haar filosofie is duidelijk: elk kind bezit talent, het is slechts de kunst om dit te ontdekken. Gelukkig kent talent geen beperking! Tineke is een erkend remedial teacher, geregistreerd als LBRT generalist en deelt haar inzichten regelmatig met collega's tijdens intervisiemomenten.

Kinderen met het downsyndroom hebben bijna allemaal belemmeringen op het gebied van de spraakontwikkeling. Het begrijpen loopt relatief voor op het praten. De ontwikkeling van het praten wordt bemoeilijkt door problemen met het gehoor en met het auditief verwerken van informatie. Niet alleen met het gehoor zijn er problemen, maar ook met de mondmotoriek door lagere spierspanning en het feit dat kinderen met downsyndroom een grotere/langere tong hebben.

Wat doe je binnen COOL Kinderpraktijk?
“Kinderpraktijk COOL biedt hulpverlening aan kinderen met downsyndroom in de leeftijd van 0 tot 12 jaar en hun gezinnen. Ik heb een eigen praktijkruimte in Zeewolde, maar vaak werk ik op locatie, bij de kinderen thuis, het kinderdagverblijf of binnen het reguliere onderwijs in Flevoland of op de Veluwe. Sinds eind 2017 werk ik als ambulant begeleider vanuit FLOW-coöperatie door een aanbesteding in de Jeugdhulp in de gemeentes Zeewolde, Harderwijk, Ermelo en Nunspeet. Wanneer er specialistische jeugdhulp moet worden ingezet voor een jeugdige en het gezin, kan begeleiding via een verwijzing van de huisarts of een casemanager geregeld worden. Samenwerking tussen alle betrokkenen is heel erg belangrijk.
Ik bied begeleiding, ondersteuning en advies bij inzet van: Early Intervention (Het Kleine Stapjes-programma), Leespraat (Leren lezen om te leren praten), denkstimulering (Mediërend leren), Nederlands met gebaren, spraak- en taalontwikkeling, begeleiding bij downsyndroom, emotieen gedragsregulatie, weerbaarheid en prikkelverwerking.”

Wat kun je zeggen over de spraak- taalontwikkeling bij kinderen met downsyndroom?
“Kinderen met downsyndroom hebben bijna allemaal een achterstand op het gebied van de spraak- taalontwikkeling. Vaak komt de spraak- taalontwikkeling laat op gang en is er moeite met de verstaanbaarheid, hoewel het taalbegrip er wel is. Praten hoort bij de fijne motoriek en het werken met gebaren hoort bij de grove motoriek. Kinderen met downsyndroom hebben vaak een lage spierspanning. Voor hen werkt het mede hierdoor beter om eerst te leren met gebaren uit de Nederlandse gebarentaal. Je blijft wel steeds praten, maar met ondersteuning van gebaren.”

Welke methodieken zet je allemaal in tijdens de hulpverlening aan kinderen met downsyndroom?
“Zoals al aangegeven werk ik met Early Intervention (De Kleine Stapjes-methode).
Als blijkt dat je baby Downsyndroom heeft, is het goed om te weten dat jouw kind meer ondersteuning en meer stimulering nodig heeft, zodat het zich goed kan ontwikkelen. Een goed hulpmiddel hierbij is de methode ‘Kleine Stapjes’. Deze methode is een praktische vertaling van het eerste Early Intervention-programma ‘Down’s Syndrome Program van de Macquarie universiteit uit Australië. Via heel kleine stapjes kun je een kind zo vroeg mogelijk helpen om zich verder te ontwikkelen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat kinderen met downsyndroom zich gemiddeld gesproken beter ontwikkelen als ze al vanaf jonge leeftijd in de ontwikkeling worden gestimuleerd. Deze methode helpt bij alle ontwikkelingsgebieden en kan al vanaf de geboorte worden ingezet. Het is een doe-programma waarmee je leert kijken naar een kind. Je leert observeren van wat het al kan en van daaruit het volgende (kleine) stapje kan aanleren en verder kan gaan met het stimuleren van de ontwikkeling. Het geeft ouders handvatten om het kind thuis te helpen in zijn ontwikkeling. “Voor ouders is de methode heel prettig, je leert goed naar je kind te kijken en nog meer plezier te beleven aan de ontwikkeling van je kind.”

Not fixed
Daarnaast richt ik me op denkstimulering of mediërend leren. Denkstimulering of mediërend lezen is gebaseerd op de ideeën van o.a. professor Reuven Feuerstein en de mensen die zijn ideeën verder uitgewerkt hebben. Hiermee wordt er gewerkt aan de denkontwikkeling van het kind. Feuerstein is bekend om zijn theorie van ontwikkelbare intelligentie: ‘it is not ‘fixed’, but rather modifiable’. Het idee achter deze theorie is dat intelligentie kan worden gewijzigd via gemedieerde interventies en dat is precies wat ik probeer te doen.”

“Ook werk ik vaak met Leespraat. In onder andere de Verenigde Staten, Canada, Australië, Spanje en Engeland zijn al sinds de jaren ’80 wetenschappers, logopedisten en ouders aan de slag gegaan met de methode van het globaal lezen op zeer jonge leeftijd. In Nederland heeft Hedianne Bosch de methode Leespraat ontwikkeld. De ontwikkeling van praten en lezen staat centraal bij Leespraat. Hierbij zijn de leesdoelen steeds gekoppeld aan communicatiedoelen. In iedere fase houdt de leeswoordenschat sterk verband met de woorden en zinnen die het kind nodig heeft in de communicatie met zijn of haar omgeving. Hoe vaardiger het kind is in het lezen, hoe beter dit ingezet kan worden om het praten in zinnen te bevorderen en de uitspraak van klanken en woorden te verbeteren. Stichting Scope biedt hiervoor ook een opleiding aan. Ik heb deze opleiding zelf ook gevolgd en afgerond. In eerste instantie is de methode Leespraat voor kinderen met downsyndroom, maar ik vind dat deze methode ook ingezet zou kunnen worden voor kinderen die voornamelijk visueel ingesteld zijn. Kinderen met downsyndroom hebben de neiging om lettergrepen in te slikken, maar je gaat dat juist ook via Leespraat oefenen. De spraak en de verstaanbaarheid verbeteren hierdoor ook. Iedere leerling leert om vanuit het globaal lezen steeds analytischer te lezen. Echt een heel goede methode.”

Welke tips heb je voor remedial teachers en/of leerkrachten?
“Ga je werken met leerlingen met downsyndroom, start dan met passende scholing. Je leert vooral over de kenmerken en de leerstijlen van kinderen met downsyndroom. Daarnaast is afstemming tussen ambulant begeleider, leerkracht en remedial teacher erg belangrijk. Wie doet wat? Kijk mee hoe de ambulant begeleider de begeleiding vormgeeft. Want het kind doet ertoe en het is van groot belang dat de rolverdeling duidelijk is. Voor iedereen, maar vooral voor de leerling met Down. Een goede tip in het kader van zelfredzaamheid is een ladenkastsysteem. Dit kan in de klas of tijdens de begeleiding goed werken. De leerling heeft dan in iedere la de spullen voor een bepaald vakgebied liggen. Lekker overzichtelijk. Ik ben er voorstander van om een leerling met downsyndroom zo lang mogelijk in het regulier onderwijs te houden. Dat is inclusief onderwijs. Ieder kind heeft eigen ‘special needs’ en hoort erbij.”