U bent hier:

Ik hoor er (nog steeds) bij - 32/2

Gastcolumn

Steeds vaker, steeds jonger, steeds langer lukt het sommige cognitief zeer intelligente kinderen niet meer om aan onderwijs binnen een school deel te nemen. Ouders, scholen, hulpverleners en de jeugd zelf hebben hier geen onmiddellijk passend antwoord op. Dit zegt iets over onze samenleving.

Blijkbaar lukt het ons niet om in voldoende mate aan de psychologische basisbehoeftes van kinderen met een hoog ontwikkelingspotentieel te voldoen. Het gaat om deze drie basisbehoeftes.
Competentie: ‘ik heb vertrouwen en plezier in wat ik kan’ Autonomie: ‘Ik kan het zelf, ook al is dat niet altijd alleen’ Relatie: ‘Ik hoor erbij’.

Dit ligt niet aan de mensen die helpen. Leraren, ondersteunend personeel en remedial teachers doen allemaal enorm hun best voor deze kinderen, dus daar kan het niet aan liggen. En ook ouders raken vaak overbelast door al hun inspanningen. Soms verhuizen ze of stoppen ze met werken of geven ze thuisonderwijs. Leraren blijven zo lang mogelijk doorgaan, tot ze niet meer weten wat te doen. Ze vinden dit vervelend omdat ze willen dat kinderen vooruitgang boeken. Hulpverleners proberen kinderen op een gezonde manier te helpen groeien. De jongeren zelf blijven doorgaan tot ze echt niet meer kunnen. Ze willen vaak gewoon meedoen en als iedereen zijn.

Wat we zien is dat jeugduitval een breed systemisch probleem is met meerdere oorzaken. Daarbij heeft het niet meer naar school kunnen een grote impact op het kind en de (directe) omgeving. Een voorbeeld daarvan is het ontwikkelen van een ‘schooltrauma’. Het woord ‘school’ kan een kind dan al uit balans brengen. Het kind krijgt het gevoel dat het in gevaar is. Het woord ‘school’ roept dan veel stress op en kan zorgen voor een vecht-, vlucht- of bevries-gedragsrespons. Het langs een schoolgebouw fietsen kan hetzelfde gevoel en gedrag geven.

Dit probleem is heel specifiek, omdat elk kind met een hoog ontwikkelingspotentieel uniek is en er geen standaardoplossingen zijn. Maatwerk is nodig, omdat deze jeugd niet gebaat is bij standaardbenaderingen, en daarom zijn creatieve oplossingen nodig. Een protocol alleen kan dit niet oplossen, zelfs niet met een multidisciplinair team en betrokken ouders. Zelfs een leerkracht of ondersteuner van het SWV kan dit niet oplossen zonder passende mogelijkheden binnen het onderwijssysteem. Het kind, hoe autonoom ook, kan dit ook niet alleen.

De impact van jeugduitval op de samenleving is aanzienlijk. Het belemmert de ontwikkeling en het ontplooien van talenten van jongeren, wat leidt tot gevoelens van buitensluiting en schaadt de basisbehoefte aan verbondenheid. Dit heeft niet alleen gevolgen voor het individu, maar ook voor gezinnen en de maatschappij als geheel. Het veroorzaakt persoonlijk en gezinsleed, verlies van potentieel talent op hoog niveau, en brengt hoge kosten met zich mee voor zorg en begeleiding. We moeten gezamenlijk streven naar inclusie en maatwerkoplossingen om te voorkomen dat deze problemen zich voordoen.

Want we willen ieder kind het gevoel geven dat het gezien, gehoord, begrepen wordt en er (nog steeds) bij hoort. Dit is een gezamenlijke missie. We zullen met zijn allen de handen ineen moeten slaan willen we voor ieder kind tot een passende, out of the box en op maat oplossing kunnen komen.

Mia Frumau
Directrice
PPF Centrum voor Hoog OntwikkelingsPotentieel