Opgave 1: Een grote schuur zit vol met graan. Het rantsoen voor één werkman bedraagt 7 sila graan.
Hoeveel werkmannen kunnen daar dan een rantsoen van krijgen, als je weet dat de schuur 2400 gur graan bevat en dat 1 gur overeenkomt met 480 sila? Dit is het oudste vraagstuk dat ooit gevonden is. Het staat op een kleitablet die dateert uit het derde millennium voor Christus en gevonden is in Shuruppak in Mesopotamië. Zoals de talloze andere vraagstukken die de voorbije eeuwen vrijwel overal ter wereld zijn gemaakt en gebruikt, lijkt het verrassend goed op de contextgebonden rekenopgaven die we vandaag de dag in onze rekenmethoden aantreffen. Door hun lange geschiedenis heen zijn vraagstukken voor allerlei doeleinden gebruikt. Hun belangrijkste functie was, en is nog steeds, de aangeleerde wiskundige begrippen, bewerkingen, formules, enz. leren gebruiken in het leven van alledag. Maar ze vervulden, en vervullen nog steeds, ook verscheidene andere doelen: het wiskundeonderwijs aantrekkelijker maken, het probleemoplossend vermogen van leerlingen bevorderen of evalueren, en – vooral de laatste decennia – als vertrekpunt fungeren voor het bijbrengen van nieuwe wiskundige leerinhouden. In dit korte artikel wordt de stand van zaken na vier decennia vraagstuk-kenonderzoek besproken. Zoals hierboven wordt telkens begonnen met een startopgave.
Benieuwd naar de rest van dit artikel?
Deze content is onderdeel van een editie. Maak een keuze: