U bent hier:

Doorstroomtoetsen: impact op advies en onderwijsbeleid - 33/1

Achtergrond

Tien jaar geleden maakte Nederland een historische keuze: in plaats van één universele eindtoets voor basisschoolleerlingen, werd besloten verschillende aanbieders van doorstroomtoetsen toe te laten. Het doel? Meer vrijheid en maatwerk voor scholen en leerlingen. Maar nu, een decennium later, lijkt deze keuze juist tot verwarring en variatie in schooladviezen te leiden. Honderden basisscholen kiezen namelijk actief voor de doorstroomtoets die hun leerlingen het hoogste advies oplevert, zo meldt de Volkskrant (6 januari 2025). Dit heeft het debat over het huidige onderwijssysteem opnieuw doen oplaaien

De stand van zaken

Volgens het Volkskrant-artikel gebruiken basisscholen nu toetsen van verschillende aanbieders, zoals Leerling in Beeld, Route 8 en A-Vision. De resultaten van deze toetsen blijken in de praktijk sterk uiteen te lopen, met als gevolg dat dezelfde leerling bij de ene toets een hoger schooladvies kan krijgen dan bij de andere. Dit verschil wordt door de PO-Raad als zorgwekkend gezien. "Scholen spelen in op de vooronderstelde verschillen tussen toetsen," stelt voorzitter Freddy Weima. Dit kan betekenen dat leerlingen met dezelfde capaciteiten niet altijd gelijke kansen krijgen, afhankelijk van de toets die ze maken.

De PO-Raad pleit daarom voor één uniforme doorstroomtoets. Dit zou volgens hen bijdragen aan meer transparantie en gelijkwaardigheid in het systeem. Maar het ministerie van Onderwijs houdt vast aan het huidige beleid. Volgens hen maakt het niet uit welke toets een leerling maakt: "De toetsen zijn gestandaardiseerd en leveren vergelijkbare resultaten op." 

Een nieuwe toets met groot effect

De invoering van de doorstroomtoets heeft een aanzienlijk effect gehad op de wijze waarop schooladviezen tot stand komen. Recente gegevens laten zien dat meer dan 20 procent van de kinderen uit kansarme gezinnen een hoger schooladvies kreeg na het maken van de toets, terwijl dit bij kinderen uit kansrijke gezinnen minder dan 10 procent was (Inspectie van het Onderwijs, 2024). Dit verschil duidt erop dat de toets een meer objectieve weergave kan bieden van het potentieel van leerlingen, los van hun sociaaleconomische achtergrond.

Een belangrijk kenmerk van de doorstroomtoets is dat deze eerder in het schooljaar wordt afgenomen dan de oude eindtoets. Hierdoor kunnen de resultaten nog invloed hebben op het uiteindelijke schooladvies, wat een verschil maakt voor leerlingen die aanvankelijk een lager advies kregen van hun leerkracht. De mogelijkheid om adviezen tijdig te herzien, biedt deze leerlingen een kans om zich in te schrijven op een middelbare school die beter past bij hun potentieel (Rijksoverheid, 2024).

Sara Geven, onderwijssocioloog aan de Universiteit van Amsterdam, benadrukt de positieve aspecten van deze ontwikkeling. "De doorstroomtoets kan dienen als een corrigerend instrument, vooral voor leerlingen die in eerste instantie een te laag advies kregen. Het toont aan dat objectieve metingen soms subjectieve vooroordelen kunnen doorbreken," stelt Geven. Toch waarschuwt ze voor overschatting van de toets: "Het blijft belangrijk om toetsen te zien als hulpmiddel en niet als de enige waarheid." De toetsmethodiek zelf, waaronder de gestandaardiseerde normering, speelt een cruciale rol in het waarborgen van vergelijkbaarheid tussen leerlingen. Onderzoek van de Universiteit Utrecht (2023) toont aan dat de ankeropgaven in de toets een goede maatstaf vormen om prestaties tussen verschillende groepen te vergelijken. Dit systeem draagt bij aan een transparantere en eerlijkere verdeling van kansen, al zijn er nog verbeterpunten.

Meer kansarme kinderen met een hoger advies

Wat de positeve effecten zijn is dat meer kansarme kinderen een hoger schooladvies krijgen. De term ‘kansarm’ verwijst naar kinderen die opgroeien in een omgeving met minder financiële middelen, minder opleidingsmogelijkheden en vaak ook minder steun vanuit het thuisfront. Dit kan hun schoolprestaties negatief beïnvloeden. De doorstroomtoets biedt deze kinderen een eerlijke kans om hun werkelijke potentieel te laten zien, los van de belemmeringen die hun thuissituatie met zich meebrengt.
Een kansarm gezin heeft vaak te maken met uitdagingen zoals werkloosheid, lage inkomens, beperkte toegang tot educatieve hulpmiddelen en een minder stabiele thuisomgeving. Dit heeft een direct effect op de ontwikkeling en prestaties van kinderen. Door de objectieve normering van de doorstroomtoets kunnen deze kinderen een hoger advies krijgen dan op basis van subjectieve factoren zoals vooroordelen of verwachtingen.

Minder VWO-adviezen: een verontrustende trend?

En dan zijn er verschillende beweringen. Onder andere de bewering dat het percentage leerlingen met een VWO-advies is gedaald. Dit lijkt op basis van de meest recente gegevens genuanceerd te moeten worden. Volgens het ministerie van Onderwijs blijft het aandeel leerlingen met een VWO-advies landelijk relatief stabiel, rond de 20 procent, hoewel er op schoolniveau schommelingen kunnen voorkomen (Inspectie van het Onderwijs, 2024). De doorstroomtoets heeft echter wel een belangrijke invloed op de heroverweging van schooladviezen. Scholen mogen adviezen die al zijn gegeven niet naar beneden bijstellen, maar wel naar boven corrigeren als de toetsresultaten daartoe aanleiding geven (Rijksoverheid, 2024).
Sara Geven, benadrukt dat de nieuwe normeringen binnen de doorstroomtoetsen op papier gelijk lijken, maar in de praktijk uitdagingen opleveren. "Hoewel de normering bedoeld is om eerlijkheid te waarborgen, zien we in de praktijk dat kleine verschillen in scores vaak een grote impact kunnen hebben, vooral voor leerlingen die op de grens van een hoger adviesniveau zitten."
Daarnaast is het van belang te begrijpen hoe de normering verschilt per toetsaanbieder. Onderzoek van de Universiteit Utrecht (2023) wijst uit dat de gehanteerde ankeropgaven binnen de toetssystemen consistent zijn, maar dat het relatieve belang van specifieke onderdelen zoals rekenen of begrijpend lezen tussen toetsaanbieders kan variëren. Dit heeft soms gevolgen voor de verdeling van schooladviezen.

Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat het percentage VWO-adviezen landelijk significant is gedaald, blijft de vraag relevant hoe toetsresultaten worden geïnterpreteerd en welke invloed deze hebben op de schoolloopbanen van leerlingen. "Het is essentieel dat we blijven evalueren hoe deze toetsadviezen in de praktijk functioneren en hoe ze bijdragen aan gelijke kansen," stelt Geven. "Met name de positie van kansarme leerlingen en hun doorstroomkansen moet scherp in de gaten worden gehouden."

Ouders en maatschappelijke zorgen

In een uitzending van Spraakmakers (6 januari 2025) kwamen diverse ouders en experts aan het woord. Een moeder uitte haar zorgen over de stress die de doorstroomtoets met zich meebrengt. "Mijn zoon zit gelukkig boven de grafiek, maar voor veel kinderen is dit systeem nog steeds de hel op aarde," zei ze. Vooral bij kansarme gezinnen kan het advies doorslaggevend zijn voor de toekomst van een kind. Bij ouders die het kunnen betalen, wordt bovendien vaak extra bijles ingeschakeld om een hoger toetsadvies te behalen.
Een schooldirecteur, werkzaam op een Montessori-school, gaf aan dat toetsen zoals de IEP beter aansluiten bij hun visie. "We kijken naar de groei van een kind versus zichzelf, niet naar een vergelijking met andere leerlingen," legde ze uit. Toch is er ook kritiek op het gebrek aan transparantie tussen de verschillende toetsen.

'De doorstroomtoets heeft een belangrijke invloed op de heroverweging van schooladviezen'

Problemen met het huidige systeem

Een van de meest besproken problemen is dat scholen strategisch gedrag vertonen. Freddy Weima, voorzitter van de PO-Raad, gaf in de uitzending van Spraakmakers aan dat veel scholen overstappen naar toetsen die vaker hogere adviezen geven, zoals de Cito-toets. Dit gedrag ondermijnt volgens hem de geloofwaardigheid van het systeem en vergroot de druk op leerlingen. "We hebben de doorstroomtoetsen veel te belangrijk gemaakt," zei hij. "Ze bepalen op een veel te jonge leeftijd, vaak 11 jaar, de toekomst van een kind."
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus vaak minder kans hebben op bijles of andere ondersteuning. Dit leidt tot een ongelijke start, waarbij kansrijke kinderen profiteren van extra hulp. Dit effect wordt versterkt doordat scholen vaak worden beoordeeld op hun toetsresultaten, wat de neiging vergroot om te kiezen voor toetsen met gunstigere uitkomsten.

Geven wees er ook op dat hoewel de toetsadviezen gestandaardiseerd zijn, de onderliggende scores vaak niet vergelijkbaar zijn. "Bij de ene toets kun je 20 punten verschillen voor hetzelfde advies, terwijl dat bij een andere toets slechts 10 punten is," legde ze uit. "Dit maakt het moeilijk om echte verschillen in onderwijsresultaten in kaart te brengen en te corrigeren."

Internationale perspectieven

Internationaal gezien verschilt de aanpak van onderwijs en toetsing enorm. Finland wordt vaak genoemd als voorbeeld vanwege het succes in het bevorderen van gelijke kansen. In Finland zijn er geen landelijke toetsen op jonge leeftijd. In plaats daarvan vertrouwen scholen op uitgebreide observaties en gesprekken tussen ouders, leerkrachten en leerlingen. Toetsen worden uitsluitend gebruikt als diagnostisch hulpmiddel, en er is geen sprake van selectie op 11-jarige leeftijd. Dit voorkomt stress en stelt kinderen in staat om zich op een natuurlijke manier te ontwikkelen.

In Duitsland is de aanpak heel anders. Het land maakt gebruik van een sterk gesegregeerd onderwijssysteem, waarin kinderen al op 10- of 11-jarige leeftijd worden ingedeeld op basis van hun prestaties. Centrale toetsen spelen hier een belangrijke rol in de selectie voor verschillende niveaus, zoals het Gymnasium (vergelijkbaar met VWO). Hoewel dit systeem duidelijkheid biedt, wordt het vaak bekritiseerd vanwege de hoge druk op jonge leerlingen en de beperkte mogelijkheden om later van niveau te wisselen. Het Zweedse onderwijssysteem biedt een interessante tussenweg. Zweden gebruikt wel toetsen, maar deze hebben geen bindend karakter. Ze dienen als ondersteuning voor leerkrachten bij het vormen van een schooladvies. Het Zweedse systeem legt daarnaast veel nadruk op brede vaardigheden, zoals creatief denken en probleemoplossend vermogen, wat de kansenongelijkheid helpt verminderen. Deze internationale voorbeelden laten zien dat er geen one-size-fits-all-oplossing is. Het succes van een onderwijssysteem hangt af van de context en de waarden die een samenleving nastreeft. Voor Nederland is de vraag hoe het bestaande systeem beter kan worden afgestemd op de behoeften van alle leerlingen, zonder de druk op jonge kinderen te verhogen.

Kritische blik: Terug naar één toets?

Freddy Weima pleit er samen voor met veel andere beleidsmakers voor om terug te keren naar één landelijke toets. "De keuzevrijheid heeft niet geleid tot meer kansen, maar juist tot meer ongelijkheid," zei hij. "Het is tijd om het systeem fundamenteel te herzien."
Toch zijn er tegenstanders van een uniforme toets. Ze wijzen erop dat een enkele toets nooit volledig recht kan doen aan de diversiteit van scholen en leerlingen. Daarnaast bestaat de vrees dat een terugkeer naar een uniform systeem de druk op leerlingen verder zal verhogen, zoals in Duitsland het geval is.

'De discussie over de doorstroomtoetsen is complex en raakt aan fundamentele vragen over onderwijsbeleid en kwaliteit’

Hoe nu verder?

De discussie over de doorstroomtoetsen is complex en raakt aan fundamentele vragen over onderwijsbeleid en kwaliteit. Wat wel duidelijk is, is dat het huidige systeem niet perfect is. Scholen, beleidsmakers en ouders moeten kritisch blijven kijken naar de impact van de doorstroomtoetsen op kinderen.
Op 25 januari publiceerde de Volkskrant een uitgebreid artikel over de doorstroomtoets. Een jaar na de eerste doorstroomtoets klinkt een nieuwe zorg vanuit het VO: veel kinderen blijken na een jaar te moeten afstromen naar een lager niveau. Ook wordt in het artikel uitgelegd waarom gemeenschappelijke anker opgaven niet voldoende zijn om de toetsen onderling vergelijkbaar te maken. De kritiek heeft inmiddels ook gehoor gevonden in de Tweede Kamer. Wat zijn jouw ervaringen met de verschillende doorstroomtoetsen? Denk je dat het huidige systeem eerlijk is, of zou één uniforme toets een betere oplossing zijn? Stuur je inzichten en praktijkervaringen naar de redactie van het Tijdschrift voor Remedial Teaching, m.modderman@lbrt.nl