U bent hier:

Kleuters met een Ontwikkelingsvoorsprong - 33/1

Achtergrond

Zichtbare of verborgen signalen

Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong kunnen op verschillende manieren opvallen. Allereerst hebben zij soms een zichtbare grote voorsprong op een aantal ontwikkelingsgebieden, bijvoorbeeld op het gebied van taal en rekenen. Deze kleuters zijn gemakkelijk te signaleren.
Maar er zijn ook kleuters die niet uitblinken en geen duidelijke voorsprong laten zien. Deze groep is daardoor veel moeilijker te signaleren. In dit geval speelt de informatie van ouders een zeer belangrijke rol, evenals de kennis van de professionals rond het kind over signalen van een ontwikkelingsvoorsprong.

Het is van belang de signalen die je bij een kleuter opvangt op de juiste manier te interpreteren. Als die kennis over ontwikkelingsvoorsprong er niet is, dan kun je dat gedrag makkelijk aanzien voor iets anders. Dan zul je interventies inzetten die niet genoeg helpen of waardoor de problemen zelfs verergeren.

Teun is snel afgeleid en kan niet stilzitten in de kring. Alleen als hij in de bouwhoek zit is hij erg betrokken en maakt bijzondere constructies. Eerst kreeg Teun oefeningen om beter stil te zitten, maar die hielpen niet. Toen is besloten Teun meer uitdaging te bieden; dat helpt wel.

Kenmerken en gedrag bij een ontwikkelingsvoorsprong

Alle kinderen verschillen sterk in karakter, voorkeuren en gedrag. Ook de verschillen tussen kinderen die in intelligentie variëren van begaafd (IQ rond de 120) tot uitzonderlijk hoogbegaafd (IQ boven de 145) variëren enorm. Toch zijn er bepaalde kenmerken en gedragingen die je veel terugziet bij deze groep kinderen.

Zo zie je vaak al op zeer jonge leeftijd dat een bepaalde ontwikkelingsmijlpaal óf heel vroeg wordt bereikt, óf juist heel laat maar dan gelijk met een opvallend goede beheersing. Dit kun je bijvoorbeeld zien bij de taalontwikkeling of de motorische ontwikkeling.

Veel kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong hebben een observerende, alerte en kritische houding. Ze staan soms heel lang te kijken naar hoe anderen dagelijkse handelingen uitvoeren of iets onbekends benaderen. Ze kunnen al jong behoorlijk goed analyseren en redeneren. Dit kan blijken uit de conclusies die ze trekken of uit de oplossingen die ze aandragen.

Als er iets is dat hun interesse wekt, kunnen ze zich daarin verdiepen en er volledig door opgeslorpt worden. Vaak zie je dan een zeer steile leercurve. Je hebt net uitgelegd hoe je een puzzel van 20 stukjes legt en zij kunnen er ineens één van 100 stukjes maken. Een kind is dol op dinosauriërs en weet al snel de namen van allerlei soorten, inclusief wat ze eten en hoe gevaarlijk ze zijn. Of kent na één keer meeluisteren in de kring de dagen van de week uit het hoofd.

Zijnskenmerken bij hoogbegaafdheid

Tessa Kieboom, hoogleraar Hoogbegaafdheid aan de Universiteit van Hasselt in België, benoemt een viertal ‘zijnskenmerken van hoogbegaafdheid’. Deze kenmerken zijn bij hoogbegaafde kinderen meestal, op veel jongere leeftijd dan gangbaar en in sterke mate, aanwezig.

Een kritische instelling is zo’n kenmerk. De drang om de wereld niet alleen te ervaren maar ook te snappen waarom dingen zijn zoals ze zijn, kan leiden tot grote nieuwsgierigheid en talloze vragen. Het is belangrijk die vragen serieus te nemen en hen uit te nodigen ze te stellen en onderzoeken, ook al zijn ze soms confronterend: “waarom ben je zo dik?”

Het tweede kenmerk is een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Kinderen kunnen hierdoor van slag raken wanneer hen of iemand anders onrecht wordt aangedaan. Dit kan zich ook uiten in de wens dat elke belofte of afspraak nagekomen wordt, al is dat niet altijd realistisch. Lukt het niet, leg het dan altijd uit; het kind begrijpt veel en kan zich er dan meestal bij neerleggen.

Sensitiviteit is een derde kenmerk, en gaat vaak samen met intense emoties. Dit is al van jongs af aan aanwezig. Als je ouders hiernaar vraagt zullen zij er veel over kunnen vertellen. Op school zullen kinderen vaak hun best doen deze gevoeligheid niet te tonen, al lukt dat zeker niet altijd. Herkenbaar is waarschijnlijk het kind dat meer dan anderen moeite heeft om zijn ouder los te laten bij vertrek. Of het kind dat een half jaar lang niks durft te zeggen in de kring.

Bijna alle kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong leggen de lat hoog en kunnen streng zijn voor zichzelf. Ze verwachten dat ze alles in één keer goed doen. Het gevolg hiervan kan zijn dat zij ergens dan maar helemaal niet aan beginnen (taakontwijkend gedrag) en uitdagende opdrachten niet zomaar durven oppakken, dan kun je immers geen fouten maken. Dit perfectionisme is het vierde kenmerk dat Tessa Kieboom noemt.

Ninar wil niet tekenen, ze zegt dat ze het niet leuk vindt maar durft het eigenlijk niet, het lukt vast niet om het goed na te tekenen… Als ze een niet bestaand iets mag tekenen, ‘een drossel’ of een ‘mukkie,’dan durft ze het wel. Iets wat niet bestaat kan je niet fout tekenen.

Onopvallend of ongewenst gedrag

Aan het begin van de basisschool past een kind met een ontwikkelingsvoorsprong zich vaak snel aan de groep aan, wat in eerste instantie positief lijkt. Het kind doet netjes mee met de regels en routines, en lijkt geen problemen te hebben. Maar als het kind zich té veel aanpast en niet meer laat zien wie het echt is of wat het kan, kan dit uiteindelijk voor problemen zorgen.

Het is dan lastig de voorsprong te herkennen omdat het zich juist zeer onopvallend gedraagt.
Trek hieruit geen overhaaste conclusies; een kind kan allerlei redenen hebben om geen uiting te geven aan zijn vaardigheden. Misschien wil het kind niet opvallen, voelt het kind zich niet veilig in de groep of heeft het last van faalangst.

Wanneer een kind chronisch ondervraagd wordt, kan dit leiden tot klachten, zoals een laag zelfbeeld, frustraties etc.

Een ander kind reageert met ongewenst gedrag. Het kind raakt misschien verveeld en begint tijdens kringactiviteiten zelf spelletjes te bedenken, wat de les verstoort. De negatieve reacties die het kind steeds krijgt, zorgen ervoor dat het geen motivatie meer heeft om mee te doen met de rest van de groep.

Er kan het een en ander misgaan in het leren als het kind alleen wordt aangesproken onder zijn niveau. Het kind leert dan niets, maar hoeft alleen maar te laten zien wat het kan. Zijn doorgaande leerlijn wordt onderbroken. Wordt de leerstof later wat moeilijker, dan is hij het leren verleerd of niet meer geneigd er moeite voor te doen. Ook leert hij niet om door te zetten en hij doet geen ervaring op met oefenen totdat iets lukt wat eerst niet lukte.

Wordt een kind chronisch ondervraagd, dan kan dit leiden tot een laag zelfbeeld, frustraties, psychosomatische of depressieve klachten. Dit kan zich in de klas vertalen naar druk en ongeconcentreerd gedrag, clownesk of teruggetrokken gedrag, zindelijkheidsproblemen, driftbuien, niet luisteren, of ‘te voorbeeldig’ gedrag (behagen).

Een ontwikkelingsvoorsprong betekent dat een kind veel kan en snel leert. Als het kind gewaardeerd wordt en uitgedaagd op zijn of haar niveau, voelt het zich goed en ontwikkelt het wel zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld.

Kleuters Mohammed en Stella doen in een plusgroepje samen Halli Galli. Stella verzucht: “eindelijk eens iemand die net zo snel is als ik, nu is het heel spannend!”

Een ontwikkelingsvoorsprong en dan…

In de fabel van de haas en de schildpad houden beiden een wedloop met elkaar. Als de haas merkt hoe langzaam de schildpad is besluit hij een dutje te doen. Als hij eindelijk wakker wordt is hij te laat en wint de schildpad de race. Al is de bedoeling van de fabel anders, het beeld is aansprekend: wat is er nodig om de haas wakker en betrokken te houden, en wat maakt zo’n wedstrijd voor de haas een zinvolle uitdaging? Daar lees je in het volgende deel meer over. Het is belangrijk om eerst de leerbehoeften en het niveau goed in beeld te krijgen. In de praktijk wordt deze stap vaak overgeslagen, waardoor je niet weet of je goed aan het aansluiten bent.

Onderzoek naar de didactische ontwikkeling en de beheersing van kerndoelen, geeft hier inzicht in. Kijk hierbij verder dan groep 1 of 2, er zijn kleuters die bij hun schoolstart al leerdoelen uit groep 4 beheersen. Betrek gerust de ouders hierbij, zij weten vaak goed of het niveau dat je hebt gezien vergelijkbaar is met wat zij thuis zien. Het komt namelijk vaak voor dat het kind op school minder laat zien van zijn kunnen dan thuis.

Daarnaast kun je observeren hoe snel het kind zich nieuwe kennis eigen maakt. Hoe steiler de leercurve, hoe sneller het kind door de kerndoelen van de basisschool heen kan gaan. Dus ook: hoe meer er gecompact en verrijkt zal moeten worden. De inschatting van het niveau en de leercurve, zijn uitgangspunt bij het maken van een verrijkingstraject of persoonlijk ontwikkelplan. Heel belangrijk: betrek hierbij ook de interesse van het kind, wat wil het kind leren?
Bij kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong gaat de ontwikkeling af en toe met zulke grote sprongen, dat het aanbod achter kan gaan lopen op de ontwikkeling. Ouders, of de leerkracht, kunnen dit merken aan een verandering in het gedrag van het kind. Regelmatig contact met ouders en de leerkracht kan ervoor zorgen dat er snel geschakeld kan worden. Door het aanbod meteen aan te passen, kan frustratie en vastlopen voorkomen worden.

Wat kun je nog meer doen?

Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong voelen zich vaak anders, ook al kunnen ze dat nog niet onder woorden brengen. Er zijn kinderboeken die op dit anders zijn ingaan, zoals De Droomdenker, Gewoon Tom of Het uiltje dat (te) knap is. Samen zo’n boek lezen en bespreken kan het kind helpen die verschillen te begrijpen. Ook is er een spel ‘De ZijnsWijzer junior’, dat je met hetzelfde doel kunt gebruiken.

Soms wordt gedacht dat deze kinderen langzamer zijn in hun sociale ontwikkeling. Dat kan zo lijken omdat zij minder sociale aansluiting hebben, maar ze zijn vaak juist verder. Sociaal contact met ontwikkelingsgelijken is een zeer waardevolle interventie. Ze voelen zich dan minder raar of alleen. Ze zijn anders dan de gemiddelde leerling, bij ‘peers’ voelen ze zich normaal.

Hoe begeleid je de leerkracht?

Het is belangrijk om de leerkracht te ondersteunen in het werken met kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Je kunt ze op verschillende manieren helpen:

Informatie geven: je kunt de leerkracht ondersteunen in kennis over ontwikkelingsvoorsprong, bijvoorbeeld over signaleren of het aanpassen van het onderwijs.

Onderzoek doen: door de leerbehoefte en het niveau van de leerling te onderzoeken komt er een goede basis voor het verrijkingsaanbod en de aanpassingen die de leerkracht kan gaan doen in de klas. Hiervoor is uitvoeriger onderzoek nodig dan de leerkracht in de klas zal kunnen doen.

Aanpassen van het aanbod: je kunt de leerkracht helpen bij het passend maken van het verrijkingsaanbod aan de hand van een persoonlijk ontwikkelplan van de leerling.

Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong zijn vaak zeer creatief. Denk mee met de leerkracht over mogelijkheden om die creativiteit te uiten.

Een peergroepje voor kleuters is zeer aan te raden, ook al is het een kort moment per week. Misschien lukt het dit binnen de school van de grond te krijgen.

Individuele begeleiding: helpen door te werken aan sociale vaardigheden en het versterken van het zelfbeeld van het kind. Dit kan onder andere door te praten over de frustraties die het kind ervaart en het kind te begeleiden in het omgaan met die frustraties. Ook kun je zicht houden op het welzijn van het kind en of het aanbod nog aansluit bij het kind.

Contact met ouders: je kunt de leerkracht ondersteunen door ook een aanspreekpunt voor ouders te zijn, zodat er snel geschakeld kan worden als er wat gewijzigd moet worden in het aanbod.

Kortom, als remedial teacher kun je veel betekenen voor de kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong. Je kunt eraan bijdragen dat kinderen sneller worden gesignaleerd, hun onderwijsbehoefte beter goed wordt ingeschat en ze de juiste ondersteuning krijgen.

Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong voelen zich vaak anders, ook al kunnen ze dat nog niet onder woorden brengen