In het talenonderwijs zoals we dat in Nederland gewend zijn, vallen een paar dingen duidelijk op. Het eerste is dat scholen gewend zijn om te werken met grote groepen leerlingen. Dat is logisch, omdat kleine groepen het onderwijs onbetaalbaar zouden maken en omdat er een tekort is aan bevoegde docenten. Het tweede wat opvalt is de relatieve uniformiteit van de onderwijsmethode, doorgaans sterk gestuurd door gevestigde methodes die de docenten een sturende leidraad geven en door het centraal schriftelijk examen, dat voor iedereen hetzelfde is. In het reguliere onderwijs kan dus moeilijk rekening worden gehouden met individuele verschillen tussen leerlingen en studenten die de taal willen of moeten leren. En het zijn juist de individuele verschillen tussen leerders die voor een belangrijk deel het succes van het leren bepalen.
Benieuwd naar de rest van dit artikel?
Deze content is onderdeel van een editie. Maak een keuze: