Karlieneke Speijers kent het onderwijs in al zijn vormen: regulier, speciaal en voortgezet speciaal. Die brede blik maakt haar scherp en soms ook kritisch. “Iedereen zegt dat het allemaal zwaarder is geworden in het onderwijs, maar ik weet niet of dat waar is,” zegt ze met een glimlach. “Misschien versterken we dat gevoel ook een beetje met elkaar.” Wat ze in elk geval weet: goed onderwijs is inclusief onderwijs. “En dat begint niet bij regels of beleidsnota’s, maar in de school. Bij de schoolleiding en de leraar zelf – bij zelfkennis, communicatie en samenwerking.”
Van kleuterklas tot kwaliteitsregisseur
“Ik ben na de Havo begonnen op de Pabo,” vertelt ze. “Toen had ik nog een jaar studieverzilvering over, dus ik deed de opleiding speciaal onderwijs. Dat kon toen nog - twee dagen school, twee dagen stage. Op vrijdag stond ik al voor de klas.” Ze lacht even.
“Een kleutergroep met dertig leerlingen, waarvan een paar nog niet zindelijk waren. Er wordt vaak gezegd dat het nu allemaal zoveel ingewikkelder is geworden, maar 29 jaar geleden waren er ook al volle klassen en leerlingen die voor uitdagingen zorgden.”
“Vanaf het begin voelde ik me aangetrokken tot leerlingen voor wie leren niet vanzelf ging. Ik vond het juist interessant dat er kinderen waren van wie gezegd werd: ‘het lukt niet’. Daarom richtte ik me op het speciaal onderwijs. Daar werden kinderen gezien. Ik had echt een missie.” Die missie bracht haar langs uiteenlopende plekken: speciaal basisonderwijs in Amsterdam, het voortgezet speciaal onderwijs in Utrecht en later functies als intern begeleider, adjunct-directeur en nu regisseur Onderwijs & Kwaliteit. “In mijn huidige rol ben ik verantwoordelijk voor onderwijskwaliteit én de ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband. Inclusie loopt daar als een rode draad doorheen.”
Gedrag is niet iets van het kind alleen
De aanleiding voor haar boek Inclusief Gedrag dat ze schreef met Sofie Sergeant en Gert van Gemert ontstond uit een eenvoudige, maar fundamentele gedachte over gedrag. Namelijk; gedrag is geen vaststaand kenmerk van een leerling, maar een manier waarop een leerling probeert om te gaan met een complexe situatie. De aanpak kan beïnvloed en veranderd worden. "In de praktijk viel me op dat gedrag in alle sectoren steeds vaker als hét probleem wordt gezien. Zodra het met een leerling niet goed gaat, hoor je al snel: ‘het kind gedraagt zich moeilijk’ of ‘de zorg is voorliggend’. Soms wordt zelfs gezegd: ‘wij zijn niet de juiste plek meer’. Maar ik dacht: dat kán toch niet altijd kloppen? Waarom lukt het bij de ene leerkracht wél, en bij de ander niet?”
“Er zit heel veel in de invloed van de leerkracht,” zegt ze nadrukkelijk. “En dat is geen verwijt - het is juist de sleutel. We moeten ophouden te denken dat het kind het probleem is. Het probleem zit in de interactie, in hoe wij als professionals reageren.”
Ze ziet dit terug in trainingen en workshops en merkt hoe het onderwerp gedrag vaak weerstand oproept. “Leerkrachten zeggen dan: ‘Maar het ís moeilijk om zoveel leerlingen in toom te houden!’ En dat mag ook. Het is ook moeilijk. Maar dat is iets anders dan zeggen: ‘Die leerlingen horen hier niet.’ Dat laatste moeten we echt niet meer zeggen. We moeten het samen doen.”
Een kwestie van vakmanschap
Inclusief onderwijs vraagt veel van het vakmanschap van leraren, benadrukt Speijers. “Een leraar moet een klas kunnen leiden, differentiëren, emoties hanteren, feedback vragen, samenwerken - het is een vak dat alles van je vraagt. Maar dat betekent niet dat je het allemaal alleen moet kunnen.”
De sleutel ligt in samenwerking. “Een goede schoolleider is daarbij essentieel. Die moet een klimaat creëren waarin je als team samen problemen mag oplossen. Dat je kunt zeggen: ‘Ik loop even vast, wie denkt mee?’ In plaats van: ‘Sterkte, wat een lastige klas heb jij.’”
Ze glimlacht. “Ik noem dat elkaar niet ‘ziek’ praten. We zijn heel goed in elkaar bevestigen in hoe zwaar het is. Terwijl het veel meer helpt om te zeggen: ‘Wil je even je hart luchten? En zullen we daarna samen puzzelen hoe het morgen beter kan?’ Dat is de cultuur die we nodig hebben.” 
Coach teaching: samen de klas in
Volgens Speijers zouden scholen veel meer moeten investeren in coaching in de klas. “Ik geloof in coach teaching: dat iemand naast je staat, meedoet, kijkt, vragen stelt. Niet als controleur, maar als collega die met je meedenkt. Soms zit een leerkracht zo vast in het patroon met een leerling dat het moeilijk wordt om nog onbevangen te kijken. Dan is het goud waard als iemand even naast je komt staan en zegt: ‘Laten we het samen proberen.’”
Ze benadrukt dat dit iets anders is dan co-teaching. “Bij co-teaching geef je samen les. Dat kan ook waardevol zijn, maar bij coach teaching gaat het om leren van elkaar. Dat je ziet: hé, dit werkt, dit niet. En dat je daarna anders durft te handelen.”
Tussen orde en welbevinden
Wie Karlieneke hoort spreken, merkt hoe sterk ze de verbinding legt tussen goed onderwijs en gedrag. “Gedrag en leren hangen altijd samen. Waar het pedagogisch klimaat zwak is, gaan kinderen klieren. En waar de didactiek hapert, krijg je onrust. Het houdt elkaar in stand. Daarom zeg ik: inclusief onderwijs ís goed onderwijs. Met duidelijke routines, structuur en rust.”
Als voorbeeld vertelt ze over een studiereis naar Oostenrijk, waar ze scholen bezocht die volledig inclusief werkten. “Wat mij opviel was de enorme rust. Zoveel diversiteit in één klas, maar alles klopte. De leerkrachten waren zó vakbekwaam, zó doordacht in hun keuzes. Dat is het geheim: ze wisten precies wat ze deden en waarom.” Dat inzicht deed haar beseffen dat inclusie niet iets ‘extra’s’ is. “Het is geen project dat boven op je werk komt. Het ís het werk. Het vraagt goed lesgeven en dat begint bij jezelf als professional.”
De taal die we gebruiken
Een belangrijk onderdeel van die professionaliteit is de manier waarop leraren over hun leerlingen spreken. “De term ‘probleem- of zorgleerlingen’ gebruik ik niet meer,” zegt ze beslist. Hoe dan wel? Ik noem leerlingen die extra aandacht nodig hebben ‘te bespreken leerlingen’. Dat klinkt klein, maar het maakt uit. Zodra je een kind een probleem noemt, plaats je het op achterstand. Als je zegt: ‘We willen dit kind bespreken’, dan zeg je eigenlijk: ‘Wij hebben iets te doen’. Dat is een wereld van verschil. Want de taal vormt ons denken.”
De context als sleutel
Naast taal is ook context bepalend, vindt Speijers. “We moeten niet alleen kijken naar het kind, maar naar de situatie. Wat maakt dat het hier niet lukt? Wat heeft deze klas, deze leerkracht, dit team nodig?”
Ze verwijst naar de Universal Design for Learning-principes, die helpen om lessen zo te ontwerpen dat ze voor zo veel mogelijk leerlingen werken. “Dat is eigenlijk gewoon goed onderwijs: nadenken over hoe je lessen breed toegankelijk maakt, zodat de meeste leerlingen mee kunnen doen. Niet pas aanpassen als het misgaat, maar vooraf ontwerpen met verschil in gedachten.”
De rol van expertise
“Bij ons werken taal- en rekenspecialisten en gedragsspecialisten met een coachende rol. Ze staan naast de leerkracht, in de klas. En dat werkt,” zegt Speijers. “Want meestal gaat het niet mis omdat een leraar niet wíl, maar omdat hij op dat moment even niet weet wát te doen.”
Ze vervolgt: “De kennis van remedial teachers blijft daarbij onmisbaar, ook al is de klassieke rt-functie grotendeels veranderd. Remedial teachers kunnen iets wat maar weinigen kunnen: scherp kijken naar leerprocessen. Die expertise gun ik elk team. Niet één-op-één met een leerling, maar gedeeld met collega’s - dan groeit de hele school ervan.” “Ik zeg altijd: gebruik die kennis niet als pleister, maar als vitamine.”
Over veerkracht en erbij horen
Speijers noemt graag het Circle of Courage-model, dat ze gebruikt in teamsessies. “Het komt uit Noord-Amerika en gaat uit van vier basisbehoeften van ieder mens: erbij horen (belonging), ergens goed in zijn (mastery), iets bijdragen (generosity) en invloed hebben (independence). Als een kind niet tot leren komt, is vaak één van die vier uit balans. Dat geldt trouwens ook voor leerkrachten.”
Het model helpt om gesprekken te voeren over veerkracht, zonder te vervallen in etiketten. “In plaats van te vragen: ‘Wat mankeert dit kind?’ kun je zeggen: ‘Waar is het even uit balans?’ Dat is een veel vriendelijker en professionelere manier van kijken.”
Het belang van de schoolleider
Hoewel veel begint bij de leraar, benadrukt Speijers dat leiderschap doorslaggevend is. “De schoolleider is de spil. Die bepaalt of er ruimte is om te leren, om te falen, om te reflecteren. Als de directeur zegt: ‘We doen dit samen,’ dan durft een team ook meer.”
Kleine stappen, groot effect
Speijers gelooft niet in grote systeemveranderingen van bovenaf, maar in kleine stappen van binnenuit. “Laten we beginnen met de kinderen die nu naar het speciaal basisonderwijs gaan, maar eigenlijk in hun eigen klas hadden kunnen blijven. Als we dáár beter naar kijken, zetten we al een enorme stap. Want die kinderen bestaan in elke wijk, op elke school.” Ze voegt eraan toe: “En laten we eerlijk zijn: niemand zit graag elke dag een uur in een busje naar een school ver weg. Inclusie is niet alleen een pedagogisch ideaal, het is ook een menselijk ideaal.”
Over de auteur: Karlieneke Speijers is regisseur Onderwijs & Kwaliteit bij Stichting Wij de Venen en mede-auteur van het boek Inclusief Gedrag.