Een vliegende start
Elk schooljaar zien we het gebeuren: kinderen die met een gezonde dosis spanning, nieuwsgierigheid en soms ook een beetje onzekerheid uitkijken naar het voortgezet onderwijs. Ze verheugen zich op de nieuwe vakken, de verschillende docenten, de overstap naar een nieuwe school. Maar onder die verwachtingen schuilt vaak ook een vraag: “Kan ik dat straks allemaal zelf?”
Als professional kan je ze daarbij helpen. Een goede voorbereiding op het voortgezet onderwijs gaat namelijk verder dan het oefenen van rekenstrategieën of het aanscherpen van begrijpend lezen in groep 7 en 8. Je kan leerlingen hierin ondersteunen door ze te leren om zelfregulerend te leren. Hebben kinderen het gevoel dat ze hier grip op krijgen, dan geeft dat zelfvertrouwen en dat maakt het nog leuker om naar de nieuwe school te gaan.
Zelfregulerend leren: leren over leren
Een echt vliegende start ontstaat wanneer leerlingen weten hoe ze zelfregulerend kunnen leren. Zelfregulerend leren is het vermogen om je eigen leerproces te plannen, te monitoren en te evalueren. Je weet als leerling wat je wanneer het beste kan doen en je weet jezelf te motiveren als het leren lastig wordt. Zelfregulerend leren doe je door op het juiste moment de juiste leerstrategieën in te zetten. Leerstrategieën (LS) zijn concrete manieren van leren die leerlingen bewust kunnen inzetten om het leren, zoals dat op school gebeurt, zo soepel mogelijk te laten verlopen. Naarmate leerlingen deze leerstrategieën beter weten in te zetten, doen ze het beter op school, niet alleen in termen van prestaties maar ook in termen van welzijn. Ze voelen zich beter, zelfverzekerder en kijken bijvoorbeeld minder tegen toetsen op. Logisch ook. Want weet je hoe je het leren kan aanpakken dan heb je veel minder last van stress.
In het boek “Zelfregulerend leren: Effectiever leren met leerstrategieën” worden 14 leerstrategieën onderscheiden die in 5 categorieën in te delen zijn:
- Cognitieve vaardigheden – dit zijn leerstrategieën die je inzet om je lesstof actief te verwerken: je gaat herhalen, verdiepen en structureren. Hiervoor zet je vooral veel studievaardigheden in.
- Metacognitieve vaardigheden – dit zijn leerstrategieën die je helpen om te plannen: vooruitkijken, bijhouden en terugkijken. Hoe plan ik mijn werk in, ben ik nog op de goede weg en als ik klaar ben: hoe ging het en wat zou er anders kunnen?
- Motivationele vaardigheden – dit zijn leerstrategieën die je helpen om het nut van iets in te zien en die je kunnen helpen om jezelf te vertrouwen of te motiveren. Deze helpen je op momenten dat het wat minder vanzelf gaat.
- Organisatie vaardigheden – deze leerstrategieën helpen je om jezelf, de ander of de omgeving te organiseren. Hoe vraag ik mijn klasgenoten om mij even te laten werken, hoe kan ik de docent wat vragen als ik het niet snap?
- Metacognitieve kennis – deze leerstrategieën zet je in om na te denken over hoe je het leren wilt aanpakken. Belangrijk is dat je leert overzien en dat je jezelf leert kennen. Je weet dan welke strategieën je kunt gebruiken en kiest bewuster.
Wanneer je leerlingen expliciet met deze leerstrategieën laten oefenen, maken we het leerproces transparant. In plaats van te zeggen: “Je moet beter leren voor je toets”, laat je ze nadenken over hoe ze dat kunnen doen. “Wat werkte goed bij het leren van de topografie vorige keer? Welke leerstrategie ga je nu gebruiken?”
Van strategie naar gewoonte
Het aanleren van leerstrategieën is geen eenmalige les, maar een doorlopende lijn. Vanaf groep 5, maar zeker in groep 7 en 8 kan de basis gelegd worden door leerstrategieën expliciet te benoemen, te modelen en samen te oefenen.
Een voorbeeld uit de praktijk:
Aan het begin van het jaar kun je samen met de leerling een ‘gereedschapskist voor leren’ maken. Focus hierbij op cognitieve leerstrategieën die helpen om te oefenen met herhalen, verdiepen en structureren. Elke werkvorm die je hiervoor in kunt zetten, krijgt een kaartje met een naam, pictogram en korte uitleg. Bij een nieuwe taak pakken je er een paar bij: “Zullen we vandaag de vraag- en antwoordstrategie gebruiken om te kijken wat we nog weten van onze natuurlessen? Of maken we vandaag wat flashcards? Wie heeft er nog een ander idee wat we kunnen gebruiken?” Door deze aanpak wordt leren niet iets abstracts, maar iets tastbaars waar kinderen actief invloed op hebben.
In de loop van het jaar kunnen leerlingen hun favoriete leerstrategieën verzamelen in een persoonlijk strategielogboek. Daarin schrijven ze wat voor hen goed werkte en waarom. Dit stimuleert reflectie én motivatie: ze ontdekken dat leren een vaardigheid is die ze zelf kunnen ontwikkelen.
Twee praktische handvatten om zelfregulerend leren te stimuleren
- Maak leren zichtbaar
Zet leren leren letterlijk op de kaart. Hang een ‘leerstrategieposter’ op of werk met een digitaal overzicht waarin leerlingen kunnen aangeven welke leerstrategie ze gebruiken. Bespreek dit tijdens de nabespreking van een opdracht: “Welke aanpak heeft jou geholpen?” of “Wie heeft een andere manier geprobeerd?”
Ook het modelen door de leerkracht werkt krachtig. Denk hardop: “Ik zie dat ik vastloop bij deze tekst. Ik ga even herlezen en de moeilijke woorden onderstrepen.” Door dit proces voor te doen, laat je zien dat leren een actief, stapsgewijs proces is — niet iets wat vanzelf gaat.
- Plan vaste reflectiemomenten
Inzicht in hoe je leert groeit door reflectie. Maak daarom ruimte in het rooster voor korte terugblikmomenten. Bijvoorbeeld aan het eind van de week: “Wat ging goed bij jouw planning? Wat wil je volgende week anders doen?”
Laat leerlingen dit bijhouden in een reflectieboekje of portfolio. Zo ontstaat een waardevol document dat inzicht geeft in hun groei. Bovendien kun je zo samen met ouders en het voortgezet onderwijs makkelijker het gesprek voeren over de volgende stap in hun ontwikkeling.
Een realistische blik: het brein is nog in ontwikkeling
Het is wel belangrijk om je verwachtingen realistisch te houden. Het brein van een kind in groep 7 of 8 is nog volop in ontwikkeling — vooral het deel dat verantwoordelijk is voor plannen, organiseren en impulsen remmen: de prefrontale cortex. Deze hersengebieden rijpen pas volledig in de adolescentie, ergens rond het 25e levensjaar.
Dat betekent dat leerlingen zelfregulerend leren niet volledig zelfstandig kunnen of hoeven te beheersen. Ze hebben onze sturing, modeling en structuur nog hard nodig. Wanneer we te vroeg verwachten dat ze ‘het zelf wel kunnen’, leggen we onbedoeld te veel druk op een brein dat daar nog niet aan toe is. Daarom moeten we balans zoeken tussen uitdaging en ondersteuning. We leren ze zelfstandigheid door het leren stap voor stap te oefenen, binnen een veilige en voorspelbare structuur.
Van schoolse vaardigheid naar levenshouding
Zelfregulerend leren is geen apart vak, maar een manier van kijken naar leren. Het vraagt van ons als leerkrachten om het gesprek over het hoe van leren net zo belangrijk te maken als het gesprek over de inhoud van de leerstof.
Als een leerling zegt: “Ik snap het niet”, kun je vragen: “Wat heb je al geprobeerd? Welke leerstrategie werkte eerder goed voor jou?” Door dit soort vragen consequent te stellen, verschuift de focus van resultaat naar proces. Leerlingen kunnen op die manier ervaren dat fouten maken onderdeel is van leren, niet het einde ervan.
En misschien is dat wel de grootste winst: dat leerlingen niet alleen kennis meenemen naar het voortgezet onderwijs, maar ook vertrouwen in hun eigen vermogen om te leren. We bereiden onze leerlingen namelijk niet voor op één toets of overgang, maar op een leven lang leren. Door in groep 7 en 8 bewust te investeren in zelfregulerend leren geven we hen de taal, de tools en het zelfvertrouwen om nu én straks zo zelfstandig mogelijk te groeien.
Meer weten? Kijk op www.strategievoorleren.nl of zoek bij uitgeverij Boom op zelfregulerend leren.
Petra Bunnik en Pieternel Dijkstra doen al 10 jaar onderzoek naar zelfregulerend leren en begeleiden daarin scholen van PO tot WO. Petra is onderwijskundige en staat daarnaast al 25 jaar voor de klas, Pieternel is sociaal psycholoog. Beiden hebben ze een onmetelijke passie voor goed onderwijs.