INTERVIEW MET JOSÉ SCHRAVEN EN PETA BREGMAN
Wie problemen met lezen en spellen in groep 3 wil voorkomen, begint in groep 2. Dat is de nuchtere kern van Voorbereidend lezen en spellen in groep 2. Praktijkboek fonemisch bewustzijn, het nieuwste boek van José Schraven dat zij samen met Peta Bregman schreef. Geen grabbelton aan ‘leuke’ activiteiten, maar een sobere, doelgerichte aanpak. We spreken de auteurs uitgebreid over de aanleiding, de didactiek en de praktijk: wat werkt, wat niet - en vooral waarom.
Waarom hebben jullie Voorbereidend lezen en spellen in groep 2 geschreven?
José: “Naast Zo leer je kinderen lezen en spellen. Handboek voor groep 2 t/m 8 zijn in de afgelopen jaren praktijkboeken volgens de visie van ZLKLS uitgegeven. Het deel dat nog ontbrak als mooie rode draad door de hele school, is dit boek voor groep 2. Peta: “In de praktijk is gebleken dat leerkrachten graag werken met concreet uitgewerkte weeklesschema’s. Met dit boek voorzien we in die behoefte en we maken ook een doorgaande lijn van groep 2 naar groep 3. Zo willen we ervoor zorgen dat alle kinderen voldoende basis krijgen voor het leren lezen en spellen in groep 3.”
Hoe zijn jullie op het idee gekomen om samen dit boek te schrijven?
Peta: “In 2014 volgde ik een cursus ZLKLS bij José. Ik was direct gegrepen door de kracht van deze vakdidactiek. Op de cluster 2 school in Utrecht waar ik werkte hebben we de methodiek ingevoerd. Als lees- en spellingspecialist was ik daar nauw bij betrokken. José kwam scholing geven en sindsdien bleven we in gesprek met elkaar. De uitgewerkte boeken waren er toen nog niet, dus ik ben zelf lesschema’s gaan maken voor groep 3, 4 en 5 en ook voor de kleuters. Dat was heel motiverend om te doen, want we zagen dat de resultaten voor lezen en spellen door het werken met de methodiek veel beter werden.” José: “De visie stond al in mijn handboek: preventief werken vanaf groep 2, zodat de overstap naar groep 3 klopt. De bedoeling van de methodiek is je eigen werkwijze of methode op school te versterken. Toch bleek het lastig om dit helemaal bij de eigen methode zelf uit te werken. Peta is een van de weinige leerkrachten geweest die dat wel meteen gedaan heeft. Peta had de schema’s voor groep 2 voor haar school ontwikkeld. Samen hebben we dat verfijnd en zó concreet gemaakt dat je het letterlijk morgen in de klas kunt uitvoeren. Vandaar dat we dit boek in samenwerking hebben gemaakt.”
Wat verstaan jullie precies onder ‘voorbereidend’ lezen en spellen in groep 2?
Het gaat ons om het ontwikkelen van fonemisch bewustzijn bij de oudste kleuters. Dat ze gevoelig gemaakt worden voor klanken. Bij fonemisch bewustzijn horen drie oefeningen: - auditieve synthese, een woord meteen kunnen zeggen nadat het zoemend door de leerkracht is aangeboden (hulpoefening voor lezen)- auditieve analyse, klanken in goede volgorde in een woord onderscheiden (hulpoefening voor spelling); - letterkennis, klank-tekenkoppeling (voor lezen en spellen). Deze drie oefeningen zijn de kern die je vóór groep 3 stevig wilt neerzetten. Daar voegen we auditief geheugen aan toe. Groep-3-leerkrachten zien vaak dat kinderen bij het dictee een korte, klankzuivere zin niet kunnen onthouden. Daarom trainen we dit al in groep 2, in kleine stappen, met een steeds iets langere zin
‘Vakdidactiek maakt het verschil’
Hoe ziet zo’n oefenmoment er dan uit?
Je doet het maximaal tien minuten per dag, volgens een vaste opbouw. Daardoor weten de kinderen precies hoe het gaat. Door de vaste routines hoeft de leerkracht weinig uit te leggen. Je gebruikt weinig instructietaal. De kracht zit in de voorspelbaarheid. De kinderen herkennen de routine - ‘nu zingen we’, ‘nu de letters’, ‘we gaan hakken’ - en dat geeft rust. De meeste tijd zijn de kinderen zelf actief aan het oefenen. Je doet precies díe oefeningen die nodig zijn voor fonemisch bewustzijn, niets anders. Zo oefenen is doelgericht en effectief. Jullie noemen de aanpak ‘sober’. Wat betekent dat in de klas? Sober betekent dat je alleen doet wat nodig is. De oefeningen zijn helemaal op de taak gericht, er zit niets omheen. Sober oogt eenvoudig, maar het vraagt dat je vakbekwaam te werk gaat. Je let als leerkracht op de opstelling, alle kinderen recht voor je, rechtop in zithouding, handen op de knieën - allemaal aandachtspunten die bepalen of je in die tien minuten iedereen meehebt. Zo’n manier van werken geeft geen onnodige prikkels. Voor elk kind, maar zeker voor kinderen die snel afgeleid zijn, is dit enorm helpend.
Hoe monitor je voortgang?
De leerkracht werkt met kleine groepjes leerlingen, maximaal vijf kinderen, zodat zij elk kind gericht kan observeren. Ieder oefenmoment is dus ook een observatiemoment. Op basis van observatie kun je gericht beurten geven. Verder heeft het boek observatielijsten om bij te houden wat ieder kind al wel of nog niet kan. Kan een kind een zinnetje moeiteloos nazeggen? Dan hoeft dit kind deze oefening niet meer te doen. Door goed observeren voorkom je dat sterke leerlingen oefenen wat ze al kunnen en zorg je ervoor dat zwakkere leerlingen de oefeningen krijgen die zij nodig hebben. Aan het eind van het schooljaar heeft de leerkracht van groep 2 een helder volgdocument voor de overdracht aan de collega van groep 3.
Wat moeten leerkrachten vooral níét doen in groep 2?
Wij vinden: laten ze geen tijd verliezen aan oefeningen die niet precies voorbereiden op het lezen en spellen in groep 3. Een voorbeeld hiervan is: letters vervangen zoals ‘vervang de letter /p/ van pan door /m/’ - dat is geen voorbereiding op groep 3. Ook het klappen van lettergrepen of klankgroepen is verwarrend. In groep 2 wil je auditieve analyse op klankniveau en dát leer je met hakken. Wij raden ook het gebruik van computerprogramma’s af. Wie extra hulp nodig heeft, heeft een leerkracht met vakinhoudelijke kennis nodig die observeert en de oefening precies afstemt op wat het kind nodig heeft. Software kan dat niet en bevat vaak overbodige oefeningen. We zien in de praktijk zelfs dyslexiespecialisten en ambulant begeleiders naast kinderen zitten die met zo’n computerprogramma werken - dat is zonde van de tijd en van de expertise. Er wordt veel materiaal aangeboden voor het stimuleren van fonemisch bewustzijn bij kleuters. We zien dat het voor leerkrachten vaak moeilijk is om hierin een keuze te maken. Daar heb je vakdidactische kennis voor nodig. De vraag is altijd: wat leert de leerling hier werkelijk van?
Wat zeggen jullie tegen leerkrachten die aarzelen omdat ‘hun kleuters er nog niet aan toe zijn’?
Tegen die leerkrachten zeggen we: vandaag beginnen! Kleuters die er nog niet aan toe zijn, hebben het juist extra nodig. Wachten tot groep 3 maakt het probleem groter. Fonemisch bewustzijn ontwikkelt zich namelijk niet vanzelf. Dat is een veelgehoord misverstand. Het heeft juist nauwkeurige instructie nodig en dat geldt vooral voor de doelgroep waarover we ons zorgen maken. Die kinderen hebben instructie nodig - nu. En vergeet de thuissituatie niet. Kinderen in minder talige omgevingen horen minder woorden, krijgen minder letter- en klankprikkels. We zien ook dat kinderen van nieuwkomers en kinderen met een andere thuistaal er veel baat bij hebben. School is dan de plek waar je de ongelijkheid corrigeert. Aan de andere kant: wie al vooruitloopt, hoeft niet alles meer te doen. Daarom differentiëren we. Wat is de plek van de rt-er en de ib-er/kwaliteitscoördinator in deze aanpak? Juist op kwaliteitsfuncties wil je vakdidactische kennis, dat mag duidelijk zijn. Remedial teaching is geen parallel programma met heel andere oefeningen, maar een versterker van de klaslijn. Een basisschool kan RT effectief inzetten door te werken in korte sessies, met een duidelijke opbouw en herhaling. Daarom vinden wij dit praktijkboek ook van belang voor remedial teachers. Zij kunnen met zwakke kleuters fonemisch bewustzijn oefenen op dezelfde manier als in de klas. In een-op-een-sessies kunnen zij nog beter observeren waar het stokt bij een leerling en daar heel gericht in kleine tussenstapjes op oefenen. De kwaliteitscoördinator / intern begeleider observeert in de klas hoe de leerkracht te werk gaat en helpt mee de methodiek te borgen. Het is natuurlijk van belang dat de schoolleiding dit proces faciliteert en op inhoud goed volgt.
‘Software kan de leerkracht niet vervangen’
Wat horen jullie van leerkrachten die met deze aanpak aan de slag zijn gegaan?
De meesten zeggen: ‘Het is even wennen, maar ik wil niet meer terug!’ Collega’s vinden het soms te schools, te strak. Niet zoveel mensen houden van routine vóór je hem voelt werken. Maar later komt de omslag: leerkrachten zien vooruitgang bij hun kleuters. En het is ook rustiger: de taak om te werken aan fonemisch bewustzijn en het onthouden van een zin heeft een duidelijk kader. Leerkrachten zijn er blij mee en zeggen dat ze zich minder handelingsverlegen voelen. Wij zeggen vaak: het werkt omdat je het volhoudt. Het is geen trucje van een week. Het is techniek: je blijft jezelf als leerkracht trainen en verfijnen in deze didactiek. Dan komt het rendement. De erkenning komt van de leerkrachten van groep 3, die zeggen: we krijgen leerlingen binnen die er helemaal klaar voor zijn om te leren lezen en spellen. En kinderen die er zin in hebben en trots zeggen: dat kunnen we al!
Concreet: wat krijgen scholen met dit boek in handen?
We verwachten dat het nieuwe boek eind januari uitkomt. Het boek bevat zesendertig weeklesschema’s met een duidelijke handleiding en instructies voor de dagelijkse praktijk. Bij het boek horen downloads van letterkaartjes, letterplaten en observatieformulieren. Er staat ook een video online op www.zoleerjekinderenlezenenspellen.nl die laat zien hoe de vier oefeningen uitgevoerd worden. Dat helpt om te zien hoe het in de groep werkt. Dit is echt een praktijkboek. De theorie over fonemisch bewustzijn staat in het Handboek ZLKLS. Moeten leerkrachten eerst geschoold worden, voordat ze met dit programma kunnen beginnen? Leerkrachten kunnen meteen met dit oefenmoment beginnen. Natuurlijk is het wel belangrijk dat zij zich voorbereiden door de inleiding in het boek goed te lezen en de video te bekijken. Daarnaast is het mogelijk om scholing te volgen, en ook teams kunnen zich laten trainen. Scholing voegt veel toe, ook als je er al mee werkt. Je hoort wat je al goed doet en waar verbeterpunten zitten. En: je leert waaróm deze oefeningen zo belangrijk zijn. Eén zin waarmee jullie de kern willen samenvatten? Gelijke kansen voor alle kinderen! En daarom in groep 2 een stevige basis leggen, zodat alle kinderen in groep 3 succesvol leren lezen en spellen.
Minder ruis, meer rendement.’
